Het Dhamma-pad kent noch verleden noch toekomst. Verlichting wordt bereikt door volledige aanwezigheid in het NU, zonder gehechtheid aan wat ooit geweest is of zorgen over wat nog komen moet.
In de leer van de Boeddha wordt het verleden beschouwd als iets dat voorbij is en het toekomstig bestaan als uiterst onzeker. Het pad naar bevrijding, zoals dat in het boeddhisme onderwezen wordt, is geworteld in het hier-en-nu.
Daarnaast is het pad geen intellectuele oefening of theoretische verklaring, maar een directe ervaring van de werkelijkheid.
Kennis alleen, zonder directe ervaring, leidt niet tot verlichting.
De Boeddha benadrukt dat het ware inzicht komt door het ervaren van de realiteit zoals ze is, in plaats van te analyseren of het uitklaren van concepten. Meditatie is een middel om deze directe ervaring te cultiveren.
Het Dhamma-pad is ervaringsgericht: men ziet de werkelijkheid niet door gedachten of theorieën, maar door de diepe, directe ervaring van wat zich presenteert in het NU-moment.
Door de directe ervaring in het NU-moment ziet de beoefenaar de werkelijkheid zoals ze werkelijk is, zonder de filter van concepten, oordelen, verlangens of aversies. Dit leidt tot het inzicht in de drie kenmerken van het bestaan, de tilakkhana: vergankelijkheid (P. anicca);onbevredigendheid (P. dukkha) en niet-zelf (P. anatta).
Concreet betekent dit het volgende:
- Vergankelijkheid (anicca): door in het nu te zijn, wordt de beoefenaar zich bewust van de constante verandering in alle dingen. Niets blijft ooit hetzelfde; alles wat ontstaat, vergaat. Dit inzicht bevrijdt de dhammanuvatti van gehechtheid aan tijdelijke fenomenen.
- Onbevredigendheid (dukkha): door te observeren zonder oordeel ziet de beoefenaar dat al het bestaande, door zijn veranderlijke aard, uiteindelijk geen blijvende bevrediging kan bieden. De dhammanuvatti beseft dat streven naar blijvende gelukzaligheid in vergankelijke dingen leidt tot lijden.
- Niet-zelf (anatta): de beoefenaar komt tot het inzicht dat er geen vast, onafhankelijk ‘zelf’ bestaat. Wat men als het ‘zelf’ beschouwt, blijkt slechts een verzameling veranderlijke fysieke en mentale processen (P. khandha’s) te zijn, zonder enige permanente essentie.