VERLANGEN

Laten we het begrip ‘verlangen’ eerst kaderen vooraleer we het analyseren. We starten bij het begin: het leven is lijden. Dit is de Eerste Edele Waarheid (P. dukkha sacca). De oorzaak van ons lijden is onwetendheid over de wérkelijke aard van de dingen (P. avijja), wat verlangen (P. tanha) en haat (P. vyapada) teweegbrengt. Dit is de tweede Edele Waarheid (P. samudaya sacca). Onwetendheid, verlangen en haat worden ‘de drie vergiften’ (P. kilesa’s) genoemd.

Nu kunnen we aan onze analyse beginnen. Verlangen staat voor het hunkeren naar mentale of lichamelijke objecten die bevrediging oproepen.

Dit verlangen houdt ons geketend aan de kringloop van het ‘worden’ (P. samsara). Daardoor is het een ‘onheilzame wortel’ (P. akusala mula) omdat het de kiem van toekomstig lijden in zich draagt.

In de Girimananda Sutta, Anguttara Nikaya, 10.60, laat de Boeddha er niet de minste twijfel over bestaan wat de beoefenaar met ‘verlangen’ moet doen. Kort, bondig en dwingend verklaart hij:

❛ Tanhaya mulam kanatha’—Graaf de wortel van verlangen op. ❜

Wil de beoefenaar tot bevrijding komen dan heeft hij géén andere keuze dan verlangen te vernietigen. Enkel op déze manier kan hij zich bevrijden van dukkha. Dit is de Derde Edele Waarheid (P. nirodha sacca).

De Boeddha wéét als geen ander wat voor een geraffineerd gif ‘verlangen’ is. Sluipend. Verraderlijk. Geniepig. Niet verwonderlijk dus dat Mara–ons alter ego—er zich uitgebreid van bedient om ons op het verkeerde been te zetten. Elk verlangen—zelfs met de meest hoogstaande intentie—blokkeert onze spirituele progressie. Daarom ook dit kernachtig bevel van de Boeddha: ‘Graaf de wortel van verlangen op’, i.c. vernietig het verlangen tot in de kern.

Verlangen en bevrijding vormen een contradictie.

Dit vergt enige verduidelijking enerzijds over verlangen (P. tanha, lobha) en anderzijds over bevrijding (P. vimutti).

De sutta’s vermelden drie soorten van verlangen: zintuiglijk verlangen (P. kama-tanha); verlangen naar ‘worden’, naar ‘eeuwig bestaan’ (P. bhava-tanha) en verlangen naar niet-bestaan (P. vibhava-tanha).

Overeenkomstig de Maha Niddesa (1) bestaan er twee soorten van bevrijding:

→ zich bevrijden van zintuiglijk verlangen (P. kama-tanha). Zintuiglijk verlangen bestaat uit twee soorten, namelijk:
– verlangen naar fysiek aangename, materiële objecten (P. vatthu-kama). Voorbeeld: seksueel verlangen.
– verlangen naar mentaal aangename, spirituele objecten, i.c. gedachten over het begeren van spirituele dingen (cfr. infra). Dit zou men een spirituele verontreiniging kunnen noemen (P. kilesa-kama). Voorbeeld: verlangen naar stroombetreding.

→ zich bevrijden van de cyclus van ontstaan en vergaan (P. samsara)

Slechts wanneer de beoefenaar erin slaagt om zich te bevrijden van zintuiglijk verlangen, kan hij zich bevrijden uit samsara. Dit is een conditio sine qua non: zonder bevrijding van zintuiglijk verlangen is bevrijding uit de cyclus van samsara onmogelijk.

En nu komen we aan het belangrijkste, namelijk de Vierde Edele Waarheid (P. magga sacca): wélke weg moet de beoefenaar nemen om zich te bevrijden van dukkha?

De beoefenaar moet zich bevrijden van de twee voornoemde vormen van zintuiglijk verlangen (vatthu-kama én kilesa-kama).

De beoefening moet erin bestaan om zintuiglijk verlangen aandachtig te observeren (P. kama vitakka). De beoefenaar moet er de vergankelijkheid, de leegte en de substantieloosheid van doorzien: de drie karakteristieken van alle geconditioneerde dingen (P. tilakkhana). Hij moet—conform de beproefde methode van het vestigen van aandacht (P. satipatthana)—helder bewust observeren wát er (in het NU) in zijn geest gebeurt; vervolgens dit verlangen ‘benoemen’/’noteren’/‘registreren’—to name is to tame—om het nadien, zónder verdere reactie van verlangen (P. sankhara) los te laten.

Registreren heeft het voordeel van de duidelijkheid: doordat de beoefenaar het verschijnsel ‘ontzelft’ (→ ontdoet van een ‘ik’; van zijn verhalen en drama’s), desinfecteert hij dit verlangen. En wordt het hem/haar duidelijk door welk onbenullig (vergankelijk, veranderlijk, onbevredigend, niet-substantieel) verlangen hij/zij zich in de luren laat leggen.

De vernietiging van de wortel van verlangen is een dwingende opdracht voor de beoefenaar om tot bevrijding te komen vermits élk verlangen—zelfs met de meest hoogstaande intentie (P. cetana)—spirituele progressie verhindert en blokkeert.

Voorbeeld: het diepe verlangen van een gevorderde beoefenaar om de stroom te betreden vormt een obstakel om tot bevrijding te komen. Het is een laatste maar torenhoge hindernis. Een muur.

Een kalyanamitta noemde dit haar ‘Ananda-complex’, een verwijzing naar Ananda, de neef van de Boeddha, die de laatste 25 jaar van Boeddha’s leven zijn persoonlijke assistent was, maar slechts op het allerlaatste moment, vlak vóór het begin van het 1ste boeddhistische concilie tot nibbana kwam. Ook bij Ananda lag de oorzaak hiervoor (volgens de geschriften) in zijn diep verlangen om arahant te worden.

Graaf dus die onheilzame wortel van verlangen op. Vernietig hem. Met volharding. Dan zal je eensklaps (plóts !) de spontaneïteit van Dhamma ‘zien’. Het ‘Proces’ in zijn ultieme verhevenheid: de Vier Edele Waarheden zoals je ze nog nooit gezien hebt. Met kennis (P. pariyatti), beoefening (P. patipatti) en wijsheid (P. pativedha) zal je alles als één ervaren. Zal je in één en hetzelfde moment het Pad zien (P. magga nana) én het Resultaat (P. phala nana) ervaren. Jóuw moment waarin je de stroom betreedt.

_______

(1): De Maha-Niddesa, letterlijk: ‘Grote Commentaar’, is een vroege commentaar op bepaalde delen van de Sutta- Nipata. Deze commentaar wordt toegeschreven aan Sariputta.