OVER KENNIS EN INZICHT

Vraag:

Je omschreef de ‘dingen van de wereld’ (roem, geld, succes, macht…) als het pad van knechting, vervreemding, aliënatie’. Ik vraag me af of ‘kennis’ ook in dit rijtje thuis zou kunnen horen. Kan het accumuleren van kennis over de wereld ook een afleiding zijn van werkelijk inzicht? Is het een verleiding van Mara? En hoe zit het dan met kennis van de Dhamma? Is het louter intellectualistisch ‘schouwen der Ideeën’ het hoogst haalbare?

Aanvullend op deze vraag volgde haast onmiddellijk een subvraag van een andere kalyanamitta:

Deze vraag raakt aan het domein van de epistemologie. Als wetenschappers—ik ben er ook één—komen we onvermijdelijk uit bij de manier waarop wetenschap kennis vastlegt en de manier waarop boeddhisme wijsheid omschrijft. Kan je dit duiden?

Antwoord:

Deze beide vragen zijn de moeilijkste die ik de laatste maanden mocht beantwoorden. Epistemologie vormt zowat de kern van de filosofie: wat is wáár? Wat is waarheid?

Mijn antwoord is dus op voorhand gedoemd om niet volledig, te ruim, te persoonlijk en te bekrompen te zijn. In ieder geval: niet correct.

Hierbij een uiterst bescheiden en persoonlijke poging om toch enige (persoonlijke) duiding te geven. Pin me er aub niet op vast.

In de sutta’s wijst de Boeddha ons erop dat we aandachtig moeten zijn, waakzaam, alert. We moeten de ‘dingen van de wereld’ (alle fenomenen, verschijnselen = de dhamma’s) heel nauwgezet observeren. Vrij onderzoeken. Forensisch onderzoeken (P. dhammavicaya). Zonder vooringenomenheid. Zonder dogma. Als een wetenschapper. Kijken hoe hun ‘aard’, hun ‘natuur’ (P. sabhava) is. De ‘zo-heid’ ervan.

En hoe is de ‘aard’ van de dingen? De natuur van álle geconditioneerde dingen ( = dingen die voor hun ontstaan, bestaan en vergaan afhankelijk zijn aan oorzaken en voorwaarden) is drievoudig: ze zijn vergankelijk (P. anicca); onbevredigend (P. dukkha) en zelfloos, d.i. ze missen stabiliteit, ze bezitten géén eeuwige ziel (P. anatta). Dit noemt de Boeddha de tilakkhana (de drie kenmerken van alle dingen). De volgeling die deze drie karakteristieken in zichzelf realiseert ( = herkent, erkent en er één mee wordt) én gelijkmoedig accepteert is ‘ontwaakt’. Is wakker geworden.

In de Mahasatipatthana Sutta beschrijft de Boeddha uitvoerig en nauwkeurig de techniek die nodig is om onze aandacht te vestigen (satipatthana sati+upatthana: sati = aandacht; upatthana = het vestigen, het funderen van). Deze aandacht, dit onderzoek moet gebeuren op een bijzondere manier. De Boeddha gebruikt hiervoor vier sleutelwoorden: atapi, satima, sampajanna en vineyya loke abhijjadomanassa.

-atapi: nauwgezet, ijverig, met grote inspanning

-satima: met penetrerende aandacht, indringend ‘als een pijl’

-sampajanna: met helder begrip en diep inzicht in de vergankelijkheid van alle dingen

-vineyya loke abhijjadomanassa: onthecht = vrij en onthecht van werelds verlangen en afkeer.

Voor een uitgebreide bespreking verwijs ik naar mijn boek Satipatthana. Het Pad naar Zelfrealisatie—gratis te downloaden op deze website via deze link:

Het antwoord op de vraag of het accumuleren van kennis over de wereld een afleiding is van werkelijk inzicht (een verleiding van Mara) hangt n.m.m. volledig af van bovenstaande benadering. Het hangt ervan af of de onderzoeker (resp. wetenschapper) de dingen uitsluitend observeert met ‘kennis’ óf er ‘wijsheid’ (P. panna) aan toevoegt. Onderkent hij het proces van ontstaan en vergaan (P. udayabbhaya) in zijn onderzoek? Is hij zich bewust van zijn ‘niet-weten’? Realiseert én accepteert hij dit? Beseft hij dat de sleutel van zijn zelfrealisatie besloten ligt in 10 woorden, namelijk in de realisatie én de acceptatie dat ‘alles wat onderhevig is aan ontstaan, onderhevig is aan vergaan’ (Dhammacakkappavatana Sutta)?

Kennis en wijsheid zijn géén synoniemen. Beide begrippen overlappen elkaar niet. Men hoeft geen kennis te bezitten om wijs te zijn. Alhoewel het wél helpt.

Aan onze westerse universiteiten staan kennis en wijsheid quasi voortdurend diametraal tegenover mekaar. Ze zijn haast elkaars tegenpolen. Onverzoenbaar. Als waren het antagonisten. Universiteiten zijn gigantische intellectuele conglomeraten geworden waar de enorme hoeveelheid ‘kennis’ die er vergaard, opgeslagen en geprolifereerd wordt er vooral voor zorgt dat de spirituele capaciteit om te zien waar het in dit bestaan wérkelijk om draait steeds maar kleiner wordt. In die zin zijn universiteiten een copie conforme van de huidige maatschappij. Conditionering in het kwadraat. Hoe immens de kennisgaring ook is, de meeste universiteiten onderkennen niet (willen niet onderkennen) dat het de ideologieën, de religies en de hieruit voortspruitende wereldbeelden zijn die uiteindelijk bepalen wélk soort kennis er ontwikkeld wordt. Deze evolutie betreur ik zeer. Dit is mijn wereld niet (meer). Het staat mijn spirituele vooruitgang in de weg. Mijn universitaire adelbrieven heb ik met een grijns verscheurd. Prullaria.

‘Kennis’ en ‘wijsheid’ staan in veel gevallen diametraal tegenover elkaar. Ik geef enkele voorbeelden: Kennis behoort tot het verleden, terwijl wijsheid zich altijd in het heden manifesteert. Kennis bevredigt het ego, terwijl wijsheid juist dit ego vernietigt. Kennis is overgeleverd, komt van anderen, is tweedehands, terwijl wijsheid uit jezelf komt, oorspronkelijk is, ervaren wordt. Kennis wijst naar meten en weten, naar IQ. Wijsheid naar inzicht en mededogen. Naar panna en karuna. Kennis wijst naar het zintuiglijke, naar het geconditioneerde. Wijsheid naar het transcendente, het ongeconditioneerde. Zelfrealisatie wordt niet verkregen door geleende, ontvangen kennis van anderen (P. sutta-maya panna); noch door logisch en rationeel maar geconditioneerd denken (P. cinta-maya panna). Enkel door direct empirisch ervaren—ervaringswijsheid door zelfinzicht (P. bhavana-maya panna) kan de beoefenaar tot zelfrealisatie komen.

Inzicht wordt verworven door het vergankelijke, onbevredigende en zelfloze karakter van alle fenomenen (P. tilakkhaṇa) te herkennen, te erkennen en in zichzelf te realiseren. Op deze manier wordt ontnuchtering en onthechting ontwikkeld (P. nibbida), passieloosheid (P. viraga) ontvouwd, kalmte (P. upasama) gecreëerd en innerlijke vrede (P. santi) geschapen. Voortdurende opmerkzaamheid (P. sati) op de tilakkhaṇa is de enige beoefening die de mens tot finale bevrijding leidt: verlichting is het zien van de vergankelijkheid van alle dingen. En de gelijkmoedige aanvaarding (P. upekkha) van dit inzicht.

Zulk inzicht is wijsheid. Deze wijsheid zit verscholen in alle ‘dingen’. Maar is overal waarneembaar. Onomstotelijk aanwijsbaar. Door iedereen te ervaren. Als we maar kijken. Goed kijken. Aandachtig kijken. En gelijkmoedig aanvaarden.