DE KHANDHA’S ALS ‘PROCESSEN’

Vraag:

❛ In een vorig artikel over geboorte heb je het over khandha’s als ‘processen’. Uit de omschrijving die Ajahn Chah geeft (cfr. Glossarium onder Khandha’s) is dit minder duidelijk. Hij heeft het eerder over het (onjuiste) proces hoe we als levend wezen (mens) omgaan met de khandha’s. Kan je iets meer vertellen over de processen zelf?

Verder voelt het begrip ‘yangsi’ (wedergeboorte) minder als een loutere toevalligheid, maar als een bewuste keuze.

Antwoord:

De essentie van de buddhasasana is te vinden in de twee eerste voordrachten die de Boeddha hield voor de Vijf Gezellen in het Hertenkamp in Sarnath, namelijk de Dhammacakkappavatana Sutta (De voordracht van het in gang zetten van het wiel van Dhamma) en de Anattalakkhana Sutta (De voordracht van het kenmerk van zelfloosheid). En in de laatste voordracht van de Boeddha, namelijk de Mahaparinibbana Sutta (De grote voordracht van het parinibbana). Ik durf zelfs beweren dat wat in deze sutta’s niet vermeld wordt, niet tot de essentie behoort van de Leer.

In de Anattalakkhana Sutta omschrijft de Boeddha het karakter van de khandha’s als volgt:

❛ Monniken, fysieke vorm (lichaam — P. rupa) is zonder zelf. Als fysieke vorm zelf zou zijn, zou men geen last ondervinden van fysieke vorm. Dan zou het volgende mogelijk zijn met fysieke vorm: ‘Laat mijn fysieke vorm zó zijn, óf laat mijn fysieke vorm niet zó zijn.’ Juist omdat fysieke vorm zelfloos is, Monniken, ondervindt men last van fysieke vorm, en daarom is het volgende niet mogelijk met fysieke vorm: ‘Laat mijn fysieke vorm zó zijn, óf laat mijn fysieke vorm niet zó zijn’. Hetzelfde geldt voor gevoelens en gewaarwordingen (P. vedana); voor percepties (P. sanna); voor sankhara’s en voor bewustzijn (P. vinnana).

En wat de aard zelf betreft van deze processen stelt de Boeddha de volgende vraag aan de monniken:

❛ Wat denken jullie, Monniken ? Is fysieke vorm constant of veranderlijk ?’ ‘Veranderlijk, Eerwaarde’. ‘En wat veranderlijk is, is dat onbevredigend of bevredigend ?’ ‘Onbevredigend, Eerwaarde’. ‘En wat veranderlijk, onbevredigend en aan verandering onderhevig is, is het passend om dat als volgt te beschouwen: ‘Dit is van mij, dit ben ik, dit is mijn zelf ?’ ‘Nee, Eerwaarde’. Hetzelfde geldt voor gevoelens en gewaarwordingen (P. vedana); voor percepties (P. sanna); voor sankhara’s en voor bewustzijn (P. vinnana).

Conclusie: de khandha’s zijn veranderlijk, onbevredigend en zelfloos. Dat is de werkelijke aard van deze processen. En daarom moeten ze ook zo beschouwd worden.

De Boeddha:

❛ Daarom, Monniken, aangaande wat voor fysieke vorm…, gevoelens en gewaar-wordingen…, percepties…, sankhara’s…, en bewustzijn… dan ook: in het verleden, de toekomst of het heden, inwendig of uitwendig, grof of fijn, inferieur of superieur, ver weg of dichtbij: álle fysieke vormen…, gevoelens en gewaarwordingen…, percepties…, sankhara’s…, en bewustzijn… dienen met juist inzicht, overeenkomstig de waarheid, als volgt te worden beschouwd: ‘Dit is niet van mij, dit ben ik niet, dit is niet mijn zelf’.

De Boeddha geeft ook het resultaat van dit inzicht:

❛ Een goed onderwezen edele discipel, die dit alles met juist inzicht beschouwt: baalt van fysieke vorm; baalt van gevoelens; baalt van percepties; baalt van sankharas; baalt van bewustzijn. Doordat hij ervan baalt, wordt hij passieloos; Doordat hij passieloos is, wordt [zijn geest] bevrijd. Doordat zijn geest bevrijd is, is er de kennis dat zijn geest bevrijd is. En de goed onderwezen edele discipel beseft: ‘Geboorte is ten einde, het spirituele leven is geleefd, wat gedaan moest worden is gedaan, er is geen verdere toestand van bestaan’.

Het begrip ‘yangsi’ uit het Tibetaanse boeddhisme is een interpretatie van wedergeboorte die geen grond vindt in de sutta’s van de Pali-canon.