Wat de Boeddha in de Kalama Sutta verkondigt is overduidelijk: waarom zou je het woord van iemand anders geloven? Waarom zou je voortgaan op wat je slechts kent door ‘van horen zeggen’ (P. anitiha)? Waarom zou je een standpunt innemen of een visie verdedigen die je niet zélf forensisch hebt onderzocht? Waarom zou je iets aannemen op grond van de maatschappelijke positie of functie van de persoon die het zegt?
Hou steeds in gedachten dat ‘van horen zeggen’ nooit een argument mag of kan zijn, wanneer je jezelf niet wil bedriegen. Of niet bedrogen uit wilt komen.
Inzicht (P. nana) is geen kwestie van geloof (P. saddha) of van ‘horen zeggen’ (P. anitiha) maar van zélf zien. Van zélf aandachtig observeren.
Zélf aandachtig kijken leidt tot het ‘direct zien’ dat van de stroombetreder een ‘edel mens’ (P. ariya puggala) maakt. Dit is het ‘onbevangen zien’ van de ware aard van de dingen. Van álle dingen: hun vergankelijkheid, hun onbevredigdheid en hun zelfloosheid.
Anicca, dukkha en anatta in jezelf realiseren is enkel mogelijk door direct experiëntieel ervaren(P. paccanubhoti).