ALLES WAT WE ERVAREN WORDT VOORAFGEGAAN DOOR HET DENKEN

De twee eerste verzen (P. gatha’s) van de Dhammapada luiden als volgt:

❜ Alles wat we ervaren, wordt voorafgegaan door het denken; [Alles wat we ervaren] heeft denken als hun leider. Alles ontstaat uit gedachten. Wie spreekt of handelt met onzuivere gedachten, zal achtervolgd worden door lijden, zoals het karrenwiel de hoef van het lastdier volgt. 

❜ Alles wat we ervaren, wordt voorafgegaan door het denken; [Alles wat we ervaren] heeft denken als hun leider. Alles ontstaat uit gedachten. Wie spreekt of handelt met zuivere gedachten, zal gevolgd worden door geluk, zoals de schaduw iemand nooit verlaat. 

Deze verzen markeren het spiritueel testament van de Boeddha. De Boeddha stelt hier dat wijzelf—door ons denken, door onze gedachten—de schepper zijn van onze wereld.

Met deze versregels schrapt hij abrupt elk hoger wezen in het creatieproces. Voor de Boeddha is er absoluut geen plaats voor ook maar enige inbreng van een opperwezen in de genese van het bestaan. Evenmin in de regulering ervan.

De Rohitassa Sutta verduidelijkt dit revolutionaire standpunt. In deze sutta geeft de Boeddha aan ❛ dat de wereld, het begin van de wereld, het einde van de wereld, en de weg die leidt naar het einde van de wereld, allemaal in dít lichaam, met zijn waarnemingen en denkbeelden, te vinden zijn. 

De conclusie is klaar en duidelijk: op elke vraag naar het bestaan van een hogere macht, is voor de Boeddha slechts één afdoend antwoord mogelijk: observeer en kijk zelf. Het antwoord ligt diep in jezelf verborgen—❛ in dit lichaam, met zijn waarnemingen en denkbeelden. ❜ 

Met één pennentrek legt de Boeddha de oorsprong van alles niet bij een god, een creator of een opperbouwmeester. De Boeddha heeft geen behoefte aan een scheppend wezen—een zgn. hoogste volmaaktheid die alles in beweging zet en reguleert. 

Evenmin aan Brahman—een abstract idee over het alomtegenwoordige goddelijke—waarmee de mens post mortem tot eenheid zou versmelten.

Het vasthouden aan dergelijke metafysische bespiegelingen leidt nooit tot bevrijding uit dukkha, zegt de Boeddha. Alle speculaties over het al dan niet bestaan van een opperwezen zijn volslagen onbelangrijk voor het bereiken van bevrijding. Méér: ze vormen er een immens obstakel voor. Elke hechting aan zulke mentale concepten werkt contraproductief.

Voor de Boeddha staat de mens, als schepper van zijn eigen wereld, centraal. Alles wat de mens ervaart wordt gecreëerd door zijn gedachten. Alles wat ontstaat komt voort uit zijn denken, d.i. spruit voort uit het cognitieve proces van zijn zintuiglijke waarneming en zijn denkbeelden.

Door ons denken creëren we zelf de oorzaken van ons spreken en handelen en ervaren we de resultaten ervan. Hemel en hel scheppen we zelf. Enkel wijzelf en wij alléén zijn hiervoor verantwoordelijk. Er is geen externe kracht die het universum bestuurt en beloningen en straffen uitdeelt. Dit geloven vormt slechts een drogargument om ons van onze persoonlijke verantwoordelijkheid te ontheffen.