HECHTING (P. upadana)

Ian Hetherington:

 Gotama verwierp iedere aanname van een transcendente werkelijkheid— of je die nu God noemde, of Zelf, of Bewustzijn—en riep in de plaats daarvan op tot contemplatief onderzoek van de complexe, steeds veranderende en uiterst specifieke wereld die zich hier en nu aan onze zintuigen voordoet. 

Het vasthouden—zich hechten (P. upadana)—aan metafysische bespiegelingen leidt nooít tot bevrijding uit dukkha, zegt de Boeddha. Alle speculaties over het al dan niet bestaan van een opperwezen zijn volslagen onbelangrijk voor het bereiken van bevrijding. Méér: ze vormen er een groot obstakel voor. Elke hechting aan zulke mentale concepten werkt contraproductief op het pad naar ontwaken.

Hechting is een verraderlijk venijn. Je kan je werkelijk aan alles hechten. Aan het wereldse, het zintuiglijke in al haar vormen en hoedanigheden. Maar ook aan het spirituele in al haar facetten.

Elke hechting—hoe edel in haar diepste essentie ook—veroorzaakt dukkha. Zo kan een dhammanuvatti zich hechten aan zijn verlangen naar zelfrealisatie. Of aan zijn meditatiebeoefening. Of aan de adoratie voor de Boeddha. Of aan de studie van de Dhamma. Of aan de amicaliteit en geborgenheid van de Sangha. Ook dit soort van upadana is een sluipend gif. Elke hechting, hoe subtiel en verheven ook, verhindert spirituele progressie.

In de letterlijke betekenis slaat upadana op het substraat waardoor een actief proces gaande of in leven wordt gehouden. Het is de ‘brandstof’ dat een proces gaande houdt. Voorbeeld: door hout in een vuur te werpen blijft het branden. Wanneer men geen hout meer toevoegt, gaat het vuur uit. Dit is anupadana: het laten uitdoven van het vuur omdat men het vuur geen brandstof meer geeft.

In de figuurlijke betekenis (zoals het in de Pali-teksten gebruikt wordt en moet begrepen worden) is de draagwijdte van upadana: hechten, grijpen, vastgrijpen, vasthouden (met de bedoeling het niet meer los te laten, omdat het ‘ik’ het als zijn rechtmatige eigendom, als zijn ‘bezit’ (= niet behorend aan een ander), als behorend tot zijn identiteit, beschouwt).

De betekenis van upadana komt volledig tot zijn recht in de Wet van Afhankelijk Ontstaan (P. paticca samuppada), waar ‘hechting’ de negende schakel vormt tussen ‘verlangen’ (P. tanha) en ‘worden’ (P. bhava), i.c. het veronderstellen dat er een identiteit ontstaat, separaat van het Geheel.

Hechting is dus nauw verbonden met het ‘ik’. Wanneer het ‘ik’ verdwijnt, verdwijnt ook hechting. Dan wordt alles spontaan. Vloeibaar. Is alles één. Is alles Dhamma.

Laat daarom alles los wat tot ‘worden’ (P. bhava) komt. Maak je vrij van wat tot ‘wedergeboorte’ leidt. Geef dat ‘ik’-vuur geen brandstof meer. Laat het uitdoven. Laat alles koel worden. Sitibhava.