DUKKHA

‘Dukkha’ (P.): letterlijk: een wagenas die niet sluitend in het asgat vastzit. Dukkha wordt meestal vertaald als ‘lijden’. Zulke vertaling is enigszins verwarrend. Dukkha is de aaneenschakeling van onvrede, onbevredigdheid, ongenoegen, disharmonie, imperfectie, ergernis, tekort, leegte, onechtheid, irritatie, onbehagen, kommer en kwel, alles wat niet voor 100% bevrediging geeft. 

Dukkha is de onvrede die voortspruit uit het feit dat we de dingen anders willen dan ze zijn. Of ze gewoon niet willen. Dukkha is het resultaat van onaangename gewaarwordingen. Het is de georganiseerde chaos in ons denken dat zich op allerlei vlakken manifesteert en veruitwendigt, zoals (niet limitatief): een krakkemikkig werkende administratie of overheid; de rij wachtenden voor u in het call-center; een natuurvernietigende urbanisatie; een onzorgvuldige regelgeving en communicatie; tendentieuze berichtgeving en een schabouwelijke omgang met de anderen. Het is ’lijden’ in de breedste zin van het woord. Zoals de oceaan uit water bestaat, zo bestaat het leven uit dukkha. Dualiteit vormt het kenmerk van het leven: gezondheid en ziekte, leven en dood, arm en rijk. Dukkha is het tegengestelde van sukha, wat geluk betekent.

Dukkha is één van de drie karakteristieken (P. tilakkhana ti+lakkhana: ti = drie; lakkhana = karakteristiek) van alle geconditioneerde dingen; naast vergankelijkheid (P. anicca) en zelfloosheid (P. anatta). Er bestaat niets in de wereld dat blijvend gelukkig maakt: stabiel geluk—geluk dat niet in gevaar gebracht kan worden—bestaat niet in deze wereld. Alles fluctueert voortdurend: de objecten waarnaar we verlangen veranderen voortdurend; maar ook onze verlangens voor de objecten wijzigen constant. Dit geldt voor alle verschijnselen. Dit is de zo-heid van de dingen. As it is. Yatha bhuta.

Dukkha is een belangrijk begrip in de Dhamma. Boeddha zelf definieerde dukkha als volgt, toen hij het Wiel van de Dhamma in Sarnath in beweging zette: ‘Dit, monniken, is de edele waarheid van dukkha: (a) geboorte, ouderdom, ziekte en dood zijn lijden; (b) treurnis, geweeklaag, pijn, verdriet en vertwijfeling zijn lijden; (c) verenigd zijn met waar je niet van houdt, gescheiden zijn van waar je van houdt is lijden; (d) niet verkrijgen waar je naar verlangt is lijden; Kortom: de ‘vijf groepen van het toe-eigenen’ (P. khandhas) zijn lijden’.

De Boeddha heeft het over drie soorten lijden:

— ‘lijden van verandering’ (P. anicca dukkha of viparinama dukkha): het is lijden dat volgt uit het feit dat de mens inziet dat alles vergankelijk is; dat prettige ervaringen altijd maar tijdelijk zijn. Hoe minder men aan deze prettige ervaringen gehecht is, hoe gemakkelijker deze vorm van lijden te dragen valt;

— ‘lijden van lijden’ (P. dukkha-dukkha): het is het ‘gewone’ dagdagelijkse lijden (als gevolg van fysische pijn en mentale problemen);

— ‘alles doordringend, existentieel lijden’ (P. anatta dukkha of sankhara dukkha): het is existentieel lijden als gevolg van het feit dat de beoefenaar inziet ( = zich bewust is) dat er geen ‘zelf’ bestaat (anatta an+atta: an = zonder; atta = zelf). Van alle dingen die in het universum bestaan, bestaat er niets op zichzelf. Elk wezen of object is niets anders dan een samenstelling van elementen die voortdurend wijzigingen ondergaan, die zelf het resultaat zijn van een immens aantal voorwaarden.