HET EDELE ACHTVOUDIGE PAD

Het Edele achtvoudige pad (P. ariya atthangika magga) is het boeddhistische pad dat leidt tot verlichting. Het verklaart in acht onderdelen hoe de mens zijn onrust van geest, zijn onvrede met het bestaan, zijn lijden (P. dukkha) kan overwinnen en op deze manier—door zuivering en transformatie—tot zelfrealisatie kan komen. 

Zelfrealisatie is slechts mogelijk wanneer de beoefenaar (P. dhammanuvatti) de moed heeft om de werkelijkheid van wat men het ‘Ego’, het ‘Ik’, het ‘Zelf’ noemt forensisch te analyseren, of beter, deze te ervaren. 

De directe experiëntiele ervaring (P. paccanubhoti)  van deze werkelijkheid is essentieel, omdat alles wat men zélf onderzoekt, analyseert en ervaart boven elke twijfel verheven staat. 

Ervaren is observeren, aandachtig-zijn, met de grootst mogelijke scherpte en zorgvuldigheid, met een forensisch-analytische geest, waarbij het geheel in afzonderlijke onderdelen wordt gesplitst en nauwgezet wordt onderzocht tot uiteindelijk de essentie waarneembaar en ontcijferd is.

Aandachtig-zijn (P. sati) staat haaks op onze neiging om alles te conceptualiseren. Aandachtig-zijn is niet-conceptueel gewaarzijn. Het is het diepe besef dat alles—op elk moment én van moment tot moment—nieuw is. Ook al heb je iets al duizend keer gezien, gehoord, geproefd, gesmaakt, gevoeld of gedacht. Observeer alles, het hele universele proces van permanente transformatie, met de verwondering van een kind. Steeds opnieuw.

Aandachtig-zijn is kijken, zien, observeren, zoals de dingen wérkelijk zijn (P. yatha-bhuta), zonder dualiteit, zonder dat het ‘ik’ er enig oordeel (aangenaam, onaangenaam of neutraal) over vormt. Stap niet mee in het epos dat het ego voor alles wat je ervaart voor jou in petto heeft. Stop die illusoire waanzin: Begoocheling (P. maya) plaveit een directe weg naar Mara.

Vervang illusie door wijsheid, namelijk het heldere zien dat alle geconditioneerde dingen onderhevig zijn aan vergankelijkheid (P. anicca), aan onvrede en lijden (P. dukkha) en niet-zelf (P. anatta). Het inzicht (P. panna) van vergankelijkheid maakt een einde aan alle hechten en zo aan alle lijden. En roept een diep gegrond mededogen (P. karuna) op. 

Slechts wanneer men de grove, oppervlakkige, relatieve werkelijkheid zelf ervaren heeft, is het mogelijk om de subtiele, absolute werkelijkheid van geest en materie te doorgronden. Van zodra de dingen gezien worden zoals ze écht zijn, kan de geest gezuiverd worden. Bij een zuivere geest wordt bevrijding je deel. Vrijheid staat voor het universele vermogen van de geest om keuzes te maken. Boeddha zei: ‘De Dhamma heeft slechts één smaak, de smaak van vrijheid.’

Bouw geen muren rond vrijheid; heb geen angst voor vrijheid, geef je spontaan eraan over, koester vrijheid door indringende aandacht, penetreer al die onbewuste lagen van betutteling. Enkel zonder belemmering kan je jezelf leren kennen en sta je open voor het loslaten van al die onwetendheid, al die ellende, die zich van moment op moment voortzet en multipliceert. Het eeuwige ‘worden’ (P. bhava). Rondjes draaien. Steeds hetzelfde doen en hopen dat er een ander resultaat uit voortspruit. Samsara.

Dàt is wat de Boeddha leerde: lijden en de bevrijding van lijden (P. dukkha). Hij leerde geen rituelen, geen dogma’s, geen sectarisme; hij sprak zelfs het woord boeddhisme niet uit. Dat zijn allemaal hersenspinsels van zijn volgelingen. Hij leerde alleen Dhamma, de wet van de natuur, de kosmische wet. De eeuwige wet. Dhammo sanantano.

Dagelijkse beoefening maakt alles helder: de continue flow van energie… observeren en loslaten; loslaten van dualiteit, loslaten van concepten, van jezelf…, langzaam smelten, langzaam oplossen…, permanent ontstaan, bestaan, vergaan en opnieuw ontstaan: anicca, dukkha, anatta. 

En toch is alles—in essentie—één en hetzelfde: in de standvastige kalmte, in de groeiende gelijkmoedigheid en in de penetrerende aandacht van het ontwakende bewustzijn is er geen geboorte, geen sterven, enkel eeuwige energie, enkel kosmische natuurwet, Dhamma, het ongeconditioneerde. Hier transcenderen lichaam en geest. Voorbij… voorbij… Ach, dit is niet in woorden te vatten. 

In de Dhammacakkappavattana Sutta wordt de verklaring van de onderdelen van het achtvoudige pad gegeven.

De acht stappen van het pad worden niet in een bepaalde volgorde genomen. Ontwikkeling vindt plaats op het pad als een dynamisch, samenhangend geheel. Verschillende onderdelen kunnen tijdelijk een voorname plaats hebben in iemands doen en laten, maar het belangrijkste is het pad in zijn totaliteit, niet de separate onderdelen van het pad. 

De acht stappen van het pad versterken en ondersteunen elkaar, je kunt ze enkel tegelijkertijd ontwikkelen. De éne stap vult de ander aan, zodat je zelf ook meer en meer één geheel wordt. Moreel gedrag leidt tot wijsheid en concentratie, wijsheid leidt tot concentratie en moreel gedrag, en concentratie leidt tot moreel gedrag en wijsheid. Wanneer het pad als geheel zeer sterk ontwikkeld is, is het mogelijk verlichting te bereiken; het vormt bijgevolg de basis om bevrijding en verlichting te bereiken.

Het achtvoudige pad is uitsluitend gericht op het heden. Je hoeft enerzijds niet te hunkeren naar het verleden en anderzijds is de toekomst slechts speculatie.

Boeddha beschreef het Achtvoudig Pad als volgt:

Het Edele Achtvoudige Pad, monniken, is eenvoudigweg de Edele Waarheid van het Pad dat leidt naar de Opheffing van dukkha.

Bondig samengevat komt het Pad van de Edele Volgeling hierop neer:

De eerste twee waarheden vormen samen de groep van wijsheid (P. panna-khandha). 

1. zuiver inzicht (P. samma ditthi)

Zuiver inzicht komt erop neer in te zien dat het leven slechts één doel heeft: zelfrealisatie door het ervaren van een uitweg uit dukkha door middel van een spirituele discipline. Dit is: het stoppen van de eeuwige kringloop van ‘wedergeboorte’—een metafoor voor het bestendige ‘worden’ (P. bhava) van moment-tot-moment (P. samsara). 

Zuiver inzicht komt erop neer de werkelijkheid te begrijpen zoals ze werkelijk is (P. yatha-bhuta); niet zoals ze lijkt te zijn. In de zoektocht naar wijsheid kan men 3 transformatieve stadia onderscheiden, namelijk:

            a) ontvangen wijsheid (P. suta-maya panna): wijsheid die verkregen wordt door te lezen of naar andermans woorden te luisteren. Men aanvaardt deze wijsheid zonder verder nadenken, uit blind geloof (1), uit angst (2) of uit verlangen (3).

            b) intellectuele wijsheid (P. cinta-maya panna): wijsheid die ontstaat uit intellectueel begrijpen, Men analyseert op intellectueel vlak wat men gelezen en gehoord heeft, logisch, praktisch en nuttig is. Indien dit het geval is, aanvaardt men het.

            (c) wijsheid vanuit zelfinzicht, vanuit ervaring (P. bhavana-maya panna): dit is echte wijsheid. Waarheid kan immers enkel ervaren worden binnen de grenzen van het eigen lichaam; buiten de grenzen van het eigen lichaam kan er enkel over waarheid gefilosofeerd worden.

In de praktijk komt zuiver inzicht hierop neer:

    Inzicht in de 4 Edele Waarheden:

1. Begrijpen wat lijden is (P. dukkha nana)

2. De oorzaak van lijden loslaten (P. dukkha samudaya nana)

3. De opheffing van lijden realiseren (P. dukkha nirodha nana)

4. Het pad cultiveren dat leidt tot de opheffing van lijden (P. dukkha nirodha gamini patipadaya nana).

    Inzicht over de 3 karakteristieken van alle geconditioneerde dingen:

1. Vergankelijkheid (P. anicca)

2. Onvrede, lijden (P. dukkha)

3. Geen Zelf, geen stabiliteit (P. anatta)

→    Inzicht over de 5 Khandha’s (P. panca upadana khandha):

 1. Vorm = Lichaam (P. rupa)

2. Bewustzijn (P. vinnana)

3. Perceptie (P. sanna)

 4. Gewaarwordingen (P. vedana)

5. Mentale Formaties, reacties op gewoontepatronen, datgene ‘wat de mens bezielt’ (P. sankhara’s)

          Al deze elementen zijn samengestelde, geconditioneerde dingen; daardoor zijn ze onderhevig aan de 3 kenmerken (P. tilakkhana): anicca, dukkha en anatta.

    Inzicht over Voorwaardelijk Ontstaan (P. paticca Samuppada) of Wet van Oorzaak & Gevolg:

1. Onwetendheid (P. avijja) is de oorzaak van het ontstaan van ‘mentale formaties’, van reacties op gewoontepatronen, van ‘datgene wat ons bezielt’ (P. sankhara’s)

2. Sankhara’s zijn de oorzaak van het ontstaan van bewustzijn (P. vinnana)

3. Bewustzijn is de oorzaak van het ontstaan van lichaam & denken (P. nama rupa)

4. Lichaam & denken is de oorzaak van het ontstaan van de 6 zintuigen (P. salayatana)

5. De 6 zintuigen zijn de oorzaak van het ontstaan van contact (P. phassa)

6. Contact is de oorzaak van het ontstaan van gewaarwording (P. vedana)

7. Gewaarwording is de oorzaak van het ontstaan van verlangen (P. tanha)

8. Verlangen is de oorzaak van het ontstaan van hechting (P. upadana)

9. Hechting is de oorzaak van het ontstaan van stroom van leven → ‘wording’ (P. bhava) 

10. De stroom van leven is de oorzaak van het ontstaan van geboorte (P. jati) → de 10 mentale ketens (P. samyojana’s) die de mens aan de eindeloze kringloop van dood en wedergeboorte (P. samsara) binden

11. Geboorte is de oorzaak van het ontstaan van ouderdom, dood, verdriet en ellende en van fysiek en mentaal lijden (P. jara maranam)

 12. Ouderdom, dood, verdriet en ellende… is de oorzaak van het ontstaan van onwetendheid (P. avijja)

    Inzicht over de 2 Waarheden: 

1. Absolute Waarheid (P. paramattha sacca)

2. Relatieve Waarheid (P. sammuti sacca)

2. zuiver denken/ zuivere intentie/ zuivere bedoelingen (P. samma sankappa)

Juiste intentie komt voort uit een juiste zienswijze. Vermits al onze zienswijzen vergiftigd zijn door ons ‘ik’, ons ‘ego’ kan bevrijding enkel plaats vinden door:

1. Gedachten van het verzaken van zelfzucht (P. nekkhamma sankappa).

2. Gedachten van welwillendheid, liefdevolle vriendelijkheid (P. avyapada sankappa).

3. Gedachten van geweldloosheid, harmonie of mededogen (P. avihimsa sankappa).

De waarheden drie, vier en vijf vormen samen de groep van moraliteit (P. sila-khandha).

3. zuiver spreken  (P. samma vaca)

Juist spreken behoort tot één van de belangrijkste activiteiten van de mens, vermits het gebaseerd is op intentie. Juist spreken dat gebaseerd is op juist inzicht zal dus heilzaam zijn. Boeddha zei hierover: ‘Als je iets weet wat kwetsend en onwaar is, zeg het dan niet; als je iets weet wat nuttig is en onwaar, zeg het niet; als je iets weet wat kwetsend is en waar, zeg het niet; als je iets weet wat nuttig is en waar, wacht dan op het juiste ogenblik om het te zeggen.’

 In concreto komt juist spreken hierop neer: 

1. Onthouding van het vertellen van leugens (P. musavada veramani).

2. Onthouding van het spreken van lasterende taal (P. pisunaya vacaya veramani).

3. Onthouding van het spreken van harde woorden (P. pharusaya vacaya veramani).

4. Onthouding van onzinnig gepraat (P. samphappalapa veramani).

Juist spreken is dus alles wat overblijft indien men zich onthoudt van het bovenstaande. Laat het duidelijk zijn dat juist spreken moeilijker in praktijk te brengen valt dan het vasthouden aan edele stilte: spreken is zilver; zwijgen is goud.

4. zuiver handelen (P. samma kammanta)

Net zoals juist spreken is ook juist handelen gebaseerd op de juiste intentie. Ook hier geldt: juist handelen dat gebaseerd is op juist inzicht zal heilzaam zijn. 

Juist handelen heeft slechts één maatstaf: helpt of schaadt de (mentale, verbale of fysieke) handeling de medemens.

Concreet:

1. Onthouding van doden (P. panatipata veramani).

2. Onthouding van nemen wat niet gegeven is (P. adinnadana veramani).

3. Onthouding van seksueel wangedrag (P. kamesu micchacara veramani)

4. Onthouding van zelf-intoxicatie door alcohol en drugs (P. suramerayamajja pamadatthana veramani)

5. zuivere wijze van levensonderhoud (P. samma ajiva)

Je levensonderhoud mag niet gebaseerd zijn op iets wat andere wezens schaadt/kan schaden. Elke mentale, verbale of fysieke handeling moet tegen het licht van de 5 precepten (P. panca sila of pansil) worden gehouden om uit te maken of ze heilzaam is of niet. Door een verkeerde wijze van levensonderhoud raakt men verhard.

Concreet:

1. Geen handel in wapens.

2. Geen handel in slaven en prostitutie.

3. Geen handel in levende wezens voor vleesproductie en slachterij of iedere andere handel in wezens.

4. Geen handel in vergif.

5. Geen handel in verdovende middelen.

De waarheden zes, zeven en acht vormen samen de groep van concentratie (P. samadhi-khandha).

6. zuivere inspanning (P. samma vayama)

Belangrijk is om nauwkeurig gade te slaan wat er zich in je geest afspeelt en een onderscheid te maken tussen heilzame (P. kusala) en heilloze (P. akusala) zaken en gedachten.

Nauwkeurig observeren doe je best door alle activiteiten die in je geest opkomen te benoemen. Hierdoor kan het onderscheid tussen heilzame, resp. heilloze gedachten duidelijker worden.

Concreet:

1. Slechte gedachten en heilloze zaken die nog niet opgekomen zijn vermijden (P. samvara padhana).

2. Het overwinnen van slechte gedachten en heilloze zaken die reeds opgekomen zijn (P. pahana padhana).

3. Het opwekken en ontwikkelen van heilzame zaken en goede gedachten die nog niet opgekomen zijn (P. bhavana padhana).

4. Het tot groei brengen van heilzame zaken en goede gedachten die reeds opgekomen zijn (P. anurakkana padhana).

7. zuivere opmerkzaamheid (aandacht, bewustzijn, concentratie) (P. samma sati)

Ook hier weer het belang om erg aandachtig te zijn in het hier-en-nu bij alles wat je denkt, zegt en doet. Enkel door aandachtig te zijn, is het mogelijk een onderscheid te maken tussen wat heilzaam is en wat onheilzaam.

In concreto:   

1. Bewustzijn van het lichaam (P. kaya nupassana).

2. Bewustzijn van gevoelens (P. vedana nupassana).

3. Bewustzijn van de geest (P. citta nupassana).

4. Bewustzijn van mentale objecten (P. dhamma nupassana) namelijk:

        • De vijf hindernissen (P. panca nivarana) die onze geestelijke ontwikkeling hinderen op weg naar de verlichting en die moeten overwonnen worden: zintuigelijke verlangens (P. kamacchanda), boosheid/kwade wil (P. vyapada), luiheid/traagheid van geest (P. thina-middha), piekeren/rusteloosheid (P. uddhacca-kukkucca) en scepticisme/twijfel (P. vicikiccha).

        • De vijf aggregaten van hechten (P. panca upadana khandha): vorm (P. rupa), perceptie (P. sanna), gewaarwording (P. vedana), mentale formaties gewoontepatronen, geconditio-neerde reacties (P. sankhara’s) en bewustzijn (P. vinnana).

        • De zes innerlijke en zes uiterlijke zintuigsferen (P. salayatana): de zes zintuigen (oog, oor, neus, tong, lichaam en geest) hebben elk een zintuigelijk object (vorm, geluid, geur, smaak, fysiek object en mentaal object), elk een zintuigelijk bewustzijn (visueel bewustzijn, bewustzijn van geur, bewustzijn van geluid, bewustzijn van smaak, lichamelijk bewustzijn en bewustzijn van mentale objecten en elk een overeenkomstig gevoel bij contact (gevoelens gerelateerd aan zicht, aan geluid, aan geur, aan smaak, lichamelijke gevoelens en gevoelens gerelateerd aan de de geestelijke toestand).

        • De zeven factoren van verlichting (P. sambojjhanga of bojjhanga) zijn de factoren die de dhammanuvatti in zijn streven naar verlichting dient te ontwikkelen: waakzaamheid (P. sati sambojjhanga), onderzoek naar waarheid (P. dhamma vicaya sambojjhanga), energie (P. viriya sambojjhanga), vreugde (P. piti sambojjhanga), kalmte (P. passaddhi sambojjhanga), concentratie (P. samadhi sambojjhanga) en gelijkmoedigheid (P. upekkha sambojjhanga). 

        • De vier edele waarheden (cattari ariya sacca).

8. zuivere concentratie (P. samma samadhi)

De achtste en laatste stap van het Achtvoudige Pad betekent verzonken zijn in meditatie. Er zijn 8 verschillende meditatiestadia, waarvan vooral het 4de stadium belangrijk is. De meditatiestadia (P. jhana’s) worden gekenmerkt door de aan- of afwezigheid van de 5 jhana-factoren:

– initiatie van aandacht (P. vittaka)

– voortdurende aandacht (P.vicara)

– vreugde, welbehagen (P. piti)

– geluk (P. sukha)

– eenheid van geest (P. ekaggata)

Het beoefenen van de vier meditatiestadia—zoals beschreven bij het proces van ontwaken van Gautama Siddharta—zijn: 

            • 1ste jhana (= 1ste meditatieve verdieping) (P. pathamaj-jhana): in dit stadium zijn alle 5 jhana-factoren aanwezig, maar vittaka en vicara domineren.

        • 2de jhana (= 2de meditatieve verdieping) (P. dutiyaj-jhana): vittaka en vicara worden verlaten; het voornaamste kenmerk is piti.

        • 3de jhana (= 3de meditatieve verdieping) (P. tatiyaj-jhana): piti wordt verlaten; het voornaamste kenmerk is sukha.

        • 4de jhana (= 4de meditatieve verdieping) (P. catutthaj-jhana): sukha wordt verlaten; het voornaamste kenmerk is ekaggata, namelijk eenheid van geest, wat leidt tot een ervaring van grote vredigheid. De vierde jhana is een voorwaarde voor het ontstaan van bevrijdend inzicht en transformatie van de persoonlijkheid, die bestaat uit de vernietiging van begeerte, haat en onwetendheid, i.c. de vernietiging van de mentale vergiften.

Voor de training van de geest in het bereiken van deze meditatiestadia is het noodzakelijk dat de geest zich eerst bevrijdt van de 5 obstakels (P. panca nivarana): begeerte, haat, slaperigheid, piekeren over het verleden en scepticisme.

In een toestand van concentratie laat de geest de 5 obstakels los: er ontstaan gevoelens van vreugde/welbehagen en geluk, gevolgd door vrede en gelijkmoedigheid. Gelijkmoedigheid mondt uit in een gevoel van geen enkel verlangen meer te hebben. Dit is een toestand van gelukzaligheid (P. sukha; E: bliss), die ontstaat omdat de beoefenaar geen verlangen meer heeft, dat hij alles loslaat: loslaten van de identificatie met zijn ego, met zijn zelfbevestiging.

Dit is het inzicht dat de illusie van het ego is afgeworpen. In de boeddhistische terminologie wil inzicht zeggen dat de dhammanuvatti doordringt tot de 3 karakteristieken van alle geconditio-neerde dingen, namelijk: vergankelijkheid (P. anicca), onbevredigdheid (P. dukkha) en niet-substantialiteit/niet-Zelf (P. anatta).

Concentratie op zich is echter niet het uiteindelijke doel. Concentratie is enkel het middel om de geest zover te krijgen dat hij doordringt tot de werkelijkheid: een absolute en een relatieve werkelijkheid. 

De relatieve werkelijkheid is de werkelijkheid van de onwetende mens (P. puthujjana) met zijn begeerte en boosheid, met zijn angsten, met zijn geest die alles beoordeelt op basis van zijn illusoir ego.

De absolute werkelijkheid kent geen enkele dualiteit. De dhammanuvatti die deze absolute realiteit helder ervaart, klampt zich niet vast, hecht zich niet, hoeft niets te worden, hoeft niets te zijn. Etaleert geen angst. Hij doet gewoon spontaan wat nodig is, ieder ogenblik opnieuw en laat dit vervolgens weer los. Dit is bevrijding. Dit is Nibbana.