DE KRIK

Onderstaand verhaal is een treffende illustratie van de opmerking van Paul: “We zien de wereld zoals we zelf zijn.”

Een man is ’s avonds met de wagen onderweg en krijgt plots een lekke band. Als hij zijn reservewiel uit de koffer haalt, stelt hij vast dat hij geen krik heeft. Hij staat op een afgelegen weg en is bijna de wanhoop nabij, wanneer hij in de verte een huis ziet waar nog licht uit de ramen schijnt. Hoopvol gaat hij op weg om te vragen of hij een krik kan lenen.

Maar onderweg begint hij te twijfelen: ‘Stel je voor dat de bewoners hun krik niet aan een vreemde willen meegeven!’ Hij voelt de verontwaardiging en de kwaadheid al opkomen. Maar dan bedenkt hij: ‘Maar nee, natuurlijk zullen zij hun krik willen uitlenen om iemand in nood te helpen!’ en vol goede moed stapt hij weer verder.

Even verder wordt hij weer door zwarte gedachten overmand: ‘Wat moet ik doen als zij hun krik toch niet willen uitlenen?’ Weer overvalt hem een gevoel van machteloosheid en van onrechtvaardigheid. ‘Hij heeft toch niets misdaan? Waarom zouden ze hem dan niet helpen? Ach nee, natuurlijk zullen ze hem willen helpen…Maar stel nu…Maar nee…’

Uiteindelijk komt hij bij het huis en belt aan. Als de bewoners de deur openmaken, snauwt hij ze toe: ‘ Houd uw krik maar, ik hoef ze niet eens meer!’

(overgenomen uit “Nieuwe levenskunst” van Gerbert Bax)