In de sutta’s van de Pali-canon kan je op verschillende plaatsen volgende uitdrukking vinden: ‘yatha-bhutaṃ vipassisum’ (P.). Yatha-bhuta staat voor ‘de ware aard van de dingen, de fenomenen, de verschijnselen’. Vipassisum is een vervoeging van het werkwoord ‘vipassī’, wat wil zeggen ‘inzicht hebben’. Letterlijk vertaald betekent de uitdrukking dus: ‘inzicht hebben in de ware aard van de dingen’. Yatha-bhutam vipassisum wordt meestal gebruikt in de context van boeddhistische meditatie en het ontwikkelen van wijsheid door directe experiëntiële ervaring.
Een dhammanuvatti stelt me volgende vraag: ‘Voel (“weet”) je dat, wanneer je de ware aard van dingen ziet?’
Een duidelijke vraag vergt een duidelijk antwoord: Ja, de beoefenaar kan inzicht ervaren in de ware aard van de dingen. Hij/zij kan inzicht ontwikkelen en verwerven in de ware aard van alle dingen—in de eerste plaats in het zelf—door middel van meditatie en contemplatie.
De Boeddha is erg duidelijk: lijden (P.dukkha) ontstaat door onwetendheid = door verkeerde waarneming van de werkelijkheid (P. miccha-ditthi). Door middel van meditatie en contemplatie kan de beoefenaar deze onwetendheid en verkeerde waarneming overwinnen en inzicht verwerven in de ware aard van de dingen. Dit inzicht leidt tot bevrijding uit het lijden en ontwaken.
Het ontwikkelen van inzicht vereist beoefening, volharding en geduld. Het is een proces dat tijd en moeite kost, maar het kan bereikt worden door degenen die vastbesloten zijn om de waarheid te ontdekken.
In zijn eerste voordracht in het Hertenkamp in Sarnath wijst de Boeddha rechtstreeks naar datgene waarop de dhammanuvatti zijn/haar aandacht moet vestigen: ‘Alles wat onderhevig is aan ontstaan, is onderhevig aan vergaan.’ (Dhammacakkappavatana Sutta). Mijn integrale vertaling van deze sutta kan je lezen door het aanklikken van deze link.