VOORDRACHT OVER HET IN BEWEGING ZETTEN VAN HET DHAMMA-WIEL

In de eerste voordracht—de Dhammacakkappavatana Sutta—zet de Boeddha ‘het Wiel van de Dhamma in beweging’

Het historische verhaal wordt ons in de sutta’s van de Pali-canon in geuren en kleuren verteld. Er staat geen maat op de verbale adoratie. Alle registers worden opengetrokken. Niets blijft onbenut. Maar ook hier—in dit summum bonum—horen we de essentie af te zonderen van de versiering. Want de kern van de voordracht—de Vier Edele Waarheden—schraagt het hele bestaan.

… We gaan even terug in het verhaal opdat alles in het juiste perspectief gevestigd blijft… Nadat de Boeddha in Bodhgaya tot Zelfrealisatie was gekomen, verbleef hij, volgens de overlevering, nog zeven weken in de omgeving van de Bodhi-boom. Hij stelde zich de vraag óf en hóe hij zijn ontwaken in woorden en concepten zou kunnen overbrengen.  In de stellige zekerheid dat woorden en concepten nooit de waarheid kunnen onthullen. Hóe hij de diepe realisatie van afhankelijk ontstaan (P. paticca samuppada) verstaanbaar zou kunnen maken. Hetzelfde gold voor wat betreft de beëindiging van het voortdurende ‘worden’ (P. bhava) dat slechts tot ouderdom, ziekte en dood—dus tot dukkha—voert. Na diepe en langdurige overweging besloot de Boeddha uiteindelijk om het door hem verworven inzicht te verkondigen aan hen ‘die weinig stof op de oogleden hebben’.

Eerst dacht de Boeddha aan zijn twee leermeesters Alara Kalama en Udakka Ramaputta, maar beide guru’s waren in de tussentijd overleden. Vervolgens trok hij westwaarts naar Sarnath, ten noorden van de stad Varanasi—de spirituele stad van India, gelegen aan de heilige rivier Ganges. De tocht van Bodhgaya naar Varanasi omvatte een reis van ongeveer 260 km door onherbergzaam gebied. Dit gebeurde in dagtrips van gemiddeld 10 kilometer (1)

Daar zocht de Boeddha de Vijf Gezellen (P. Panca Vaggiya) op waarmee hij gedurende vijf jaar zijn ascetisch lot had gedeeld in de grotten van het Dungeshwari-gebergte. Het was immers in het Hertenkamp van Sarnath (P. Isipatana) dat zijn vroegere kompanen hun pad van ascese verder aan het cultiveren waren.

De sutta’s beschrijven hoe de Vijf Gezellen die de Boeddha in de verte zagen afkomen onderling met elkaar afspraken om hem niet te begroeten. Ze vonden dat hij zijn belofte verbroken had door het extreme pad van onthechting te verlaten. 

Maar toen de Boeddha dichterbij kwam, werden zij getroffen door de rust die zijn ogen en zijn houding uitstraalden. De sutta’s verhalen hoe zij, als door een zweepslag getroffen, opstonden om hem de gebruikelijke eer te betuigen.

Het relaas van de enscenering gaat als volgt: (2)

Toen de Boeddha het hek [van het Isipatana-park] binnenging, waren de ascetische kameraden zo onder de indruk van zijn stralende houding dat ze alle vijf meteen opstonden. Het leek wel alsof de Boeddha omgeven werd door een krans van licht. Uit iedere stap die hij zette, bleek zeldzame geestkracht. Alleen al door zijn stralende blik kwam er niets terecht van hun plan om hem op zijn nummer te zetten. Kondanna holde naar hem toe en nam zijn bedelkom aan. Mahanama ging water halen, zodat de Boeddha zijn handen en voeten kon wassen. Bhaddiya zette een kruk voor hem klaar om op te zitten. Vappa vond een waaier van palmbladeren en begon hem koelte toe te wuiven. Assaji bleef aan de kant, want hij wist niet wat hij moest doen. Nadat de Boeddha zijn handen en voeten gewassen had, besefte Assaji ineens dat hij een kom met koud water kon vullen en die aan hem kon geven. De Vijf Vrienden gingen in een kring rondom de Boeddha zitten die hen vriendelijk aankeek en zei: ‘Mijn broeders, ik heb de Weg gevonden en ik zal hem jullie wijzen.’

En toen begon de Boeddha zijn eerste voordracht. De orthodoxe doctrine gaat ervan uit dat de Boeddha, nà zijn ontwaken in Bodhgaya, de hele leer klaar en duidelijk voor ogen had. Dat hij niets ‘verborgen’ hield. Wat niet wil zeggen dat ‘deze mystieke ervaring van Verlichting die het normale denken en rationele overwegen ver overstijgt tot andere en nieuwe verwoordingen aanleiding gaf’. (3)

Laat er echter absoluut géén énkele twijfel over bestaan. Dit ís de Leer. Wat híer gezegd wordt is de Leer zélf. Niets meer, maar ook niets minder. Als er iets méér of anders zou geweest zijn, dan zou de Boeddha het híer gezegd hebben. Op déze plaats. 

Maar mutatis mutandis, laten we ernstig blijven: wat hier níet gezegd wordt is níet de essentie van Dhamma. Is zeker níet van aard om er een doctrinair punt van te maken. (4) 

Deze eerste voordracht bevat 5 onderwerpen (die ik, voor de eenvoud, genummerd heb). Voor elk van deze vijf onderwerpen geef ik eerst mijn vertaling van de Pali-tekst naar het Nederlands, gevolgd door een analytische ontleding.

I. de twee uitersten en de Middenweg (P. majjhima patipada): (5) 

Monniken, een bhikkhu hoort de volgende twee uitersten niet te beoefenen. 

Welke twee ? 

Het nastreven van geluk door zintuiglijk genot, wat laag, vulgair, ordinair en onedel is en niet tot welzijn leidt. 

Het nastreven van een strict ascetisme, wat pijnlijk en onedel is en niet tot welzijn leidt. 

De Verhevene is—door beide uitersten te vermijden—ontwaakt aan de Middenweg, die zien en weten oplevert, en tot innerlijke vrede, direct begrip, ontwaken en Nibbana leidt. 

En wat is die Middenweg die zien en weten oplevert, en tot innerlijke vrede, direct begrip, ontwaken en Nibbana leidt? 

Het is het Edele Achtvoudige Pad: zuiver spreken, zuiver handelen, zuiver levensonderhoud, zuivere inspanning, zuivere aandacht, zuivere concentratie, zuiver inzicht, zuivere intentie.

Dit, Monniken, is de Middenweg die zien en weten oplevert, en tot innerlijke vrede, direct begrip, ontwaken en Nibbana leidt.

Dit is een duidelijke tekst die—buiten het begrip ‘Middenweg’ zelf—weinig uitleg vergt. Maar wel ontzettend veel oefening. De Middenweg is het Achtvoudige Pad dat tot Ontwaken voert. 

De Middenweg houdt het midden tussen enerzijds fysieke en emotionele genotzucht en anderzijds extreem ascetisme. Beide extremen zijn even destructief en leiden niet tot bevrijding uit dukkha

Wat de betekenis van het begrip ‘Middenweg’ betreft, geeft de Majjhe Sutta (6) ons het antwoord. Deze erg oude sutta bevat zes interpretaties (van zes Thera-bhikkhu’s) van Boeddha’s uitdrukking ‘het midden’. Daar de zes Thera’s niet tot een gezamenlijke definitie komen, vragen ze raad aan de Boeddha, om er zich van te vergewissen wélk van de zes standpunten het dichtst de waarheid benadert. Na het aanhoren van de zes definities stemt de Boeddha in met alle zes verklaringen en hij verdrijft de laatste twijfels van de monniken door expliciet nogmaals de eerste versie te bevestigen. 

In het kort komen deze zes definities hierop neer: (a) beëindiging van contact, (b) het heden (moment), (c) geen ongenoegen of plezier voelen, (d) & (e) bewustzijn (dat twee keer voorkomt bij deze zes) en (f) de beëindiging van het persoonlijk bestaan. (7)

  1. Contact is één uiterste, het ontstaan ​​van contact is het tweede uiterste, het beëindigen van contact is het midden.
  2. Het verleden is één uiterste, de toekomst is het tweede uiterste, het heden is het midden.
  3. Plezier is één uiterste, ongenoegen is het tweede uiterste, noch ongenoegen noch plezier is het midden.
  4. Naam is één uiterste, Vorm is het tweede uiterste, bewustzijn is het midden.
  5. De zes zintuigen zijn één uiterste, de zes zintuigobjecten zijn het tweede uiterste, bewustzijn is het midden.
  6. Persoonlijk bestaan ​​is één uiterste, ontstaan ​​persoonlijk bestaan ​​is het tweede uiterste, ophouden van persoonlijk bestaan ​​vormt het midden.

De Middenweg is de weg van harmonie, van ‘in balans zijn’, waarvan de Boeddha zei dat hij hem tot het einde gevolgd had en die hem tot de beëindiging van dukkha gebracht had. 

II. de Vier Waarheden (P. cattari ariya saccani):

Dit, Monniken, is de Edele Waarheid over het lijden (P. dukkha sacca):Geboorte is dukkha. Ouderdom is dukkha. Ziekte is dukkha. Dood is dukkha. Verdriet, treuren, pijn, droefheid en ellende is dukkha. Samen-zijn met vijanden is dukkha. Gescheiden zijn van vrienden is dukkha. Niet krijgen waar je van houdt is dukkha. Samengevat: de vijf khandha’s zijn dukkha.” 

“En dit, Monniken, is de Edele Waarheid over de oorsprong van het lijden (P. samudaya sacca): 

Het is het verlangen dat tot verder bestaan leidt, verbonden is met plezier en lust, en hier en daar naar genot zoekt. Het is summier: verlangen naar zintuiglijk genot (P. kama tanha), verlangen naar bestaan (P. bhava tanha), en verlangen naar niet–bestaan (P. vibhava tanha).” 

“En dit, Monniken, is de Edele Waarheid over de beëindiging van het lijden (P. nirodha sacca): 

Het is het complete verdwijnen en vernietigen van verlangen; het verlaten, loslaten, afstand doen en zich bevrijden van verlangen.” 

“En dit, Monniken, is de Edele Waarheid over de weg die leidt naar de beëindiging van het lijden (P. magga sacca): 

Het is het Edele Achtvoudige Pad, namelijk: zuiver begrip, zuivere intentie, zuiver spreken, zuiver handelen, zuiver levensonderhoud, zuivere inspanning, zuivere aandacht en zuivere concentratie. 

Samengevat:

  • De Edele Waarheid van het lijden (P. dukkha sacca)
  • De Edele Waarheid van de oorzaak van het lijden (P. samudaya sacca)
  • De Edele Waarheid van de beëindiging van het lijden (P. nirodha sacca) (8)
  • De Edele Waarheid van de weg die leidt naar de beëindiging van het lijden (P. magga sacca)

Dit tweede onderwerp geeft de omschrijving van de Vier Edele Waarheden (P. cattari ariya saccani). Het gaat over ‘waarheden’: saccani  sacca = ‘waarheid’. Het zijn vier waarheden die door een edel persoon (P. ariya-puggala) gevolgd worden.

Het is géén esoterische waarheid. Het is géén dogmatische waarheid. Het is datgene wat ‘wáár’ is; datgene wat geldt als de natuurwet, i.c. wat relevant was in het verleden, in het heden en in de toekomst. Waarheid kan dus nooit het monopolie zijn van één of andere veranderende en vergankelijke religie of filosofie.

Waarheid behoeft géén etiket. Een etiket vormt slechts een belemmering voor het onafhankelijke begrip van de Waarheid. Een etiket veroorzaakt slechts schadelijke vooroordelen in de geest van de mens. De veelvuldige godsdienstoorlogen van zgn. universele religies zijn er het bloedige gevolg van. Door de aard van de dingen kan waarheid niet sektarisch zijn. Wat tevens wil zeggen dat de Dhamma één is. Vrij van divergentie.

Om de natuurwet—de Zo-heid van de dingen (P. tathata)—te begrijpen is het zelfs niet nodig om te weten of de lering van de Boeddha komt, of van iemand anders. Wat essentieel is, is deze waarheid te zien. Te weten. Te begrijpen wat wáár is. Deze waarheid te ervaren.

Stephan Bodian: (9)

Truth is seeking to awaken to itself through you, to see itself everywhere through your eyes and taste itself everywhere through your lips.

In de Dhatu Vibhanga Sutta (10) staat een opmerkelijk verhaal van de samana Pukkusati die de Boeddha onverwacht tegenkomt, maar hem niet herkent. De Boeddha stelt hem voor om de leer uit te leggen, wat dan ook gebeurt. Uit het verhaal blijkt duidelijk dat toen Pukkusati naar de Boeddha luisterde en zijn leer begreep, hij absoluut niet wist dat het de Boeddha was die tegen hem sprak, evenmin wiens leer het was. Pukkusati zag alleen de Waarheid. En dáár gaat het om. De boodschapper is niet van belang. Op waarheid komt het aan.

Om ook eens een metafoor te gebruiken waarvan in de sutta’s zo veelvuldig gebruik gemaakt wordt: als een geneesmiddel goed is, kan een zieke genezen worden. Het maakt niet uit te weten wie het geneesmiddel uitgevonden of geprepareerd heeft of waar de ingrediënten vandaan komen.

De Vier Edele Waarheden (P. cattari ariya saccani) vormen de basis én de essentie van wat de Boeddha onderwezen heeft, namelijk: het lijden moet begrepen worden; de oorsprong van het lijden moet losgelaten worden; de beëindiging van het lijden moet gerealiseerd worden en het pad dat leidt naar de beëindiging van het lijden moet ontwikkeld worden. (11) 

Let vooral op de gebruikte werkwoorden in bovenstaande vertaling:  begrijpen loslaten realiseren ontwikkelen. Ze geven duidelijk aan waar de dhammanuvatti moet aan ‘werken’ in zijn beoefening.

Nadat de Vier Edele Waarheden voor het eerst door de Boeddha summier gepredikt werden in het Hertenkamp van Sarnath, worden ze op talloze plaatsen in de vroeg-boeddhistische sutta’s steeds opnieuw herhaald en uitvoerig uitgelegd. 

Op basis van de veelvuldige herhalingen, verwijzingen, verklaringen en verduidelijkingen in deze sutta’s ontstaat een uiterst consistent en coherent beeld van wat de Boeddha ermee bedoelde.

De eerste Edele Waarheid geeft de definitie van dukkha. Het gaat over ‘lijden’ in zijn algemeenheid (P. dukkha):

Geboorte is dukkha. Ouderdom is dukkha. Ziekte is dukkha. Dood is dukkha. Verdriet, treuren, pijn, droefheid en ellende is dukkha, Samenzijn met vijanden is dukkha. Gescheiden zijn van vrienden is dukkha. Niet krijgen waar je van houdt is dukkha. Samengevat: de vijf khandha’s zijn dukkha.  

Dit lijden moet begrepen worden. Verstaan worden. In zijn meest expliciete definitie. De beoefenaar moet inzien dat dukkha altijd en overal aanwezig is. En steeds opnieuw ontstaat. Zoals de oceaan uit water bestaat, zo bestaat het leven uit dukkha: geboren worden betekent dukkha; opgroeien betekent dukkha; ziekte betekent dukkha; verouderen betekent dukkha; de dood betekent dukkha; gescheiden worden van dierbaren betekent dukkha; samenzijn met iemand waarvan je niet houdt, betekent dukkha; zélfs krijgen wat je verlangt, betekent dukkha (uit angst het te verliezen); de vijf aggregaten (P. khandha’s) (12) betekenen dukkha. Dukkha is inherent aan het leven. (13)

Mathieu Ricard omschrijft het als volgt: (14)

De betekenis (van dukkha) kan misschien het beste worden weergegeven als het onbevredigende,(15)  onvoldane, frustrerende, conflict-gevoelige en pijnlijke karakter van het leven. De onzichtbare pijn is een latente pijn, altijd en overal aanwezig zolang we in onwetendheid verkeren, aan onszelf gehecht blijven en de werkelijkheid op een verkeerde manier bekijken.  (16)

De Boeddha wil dat zijn volgelingen zich inzetten om het lijden van de mens als universeel kenmerk te begrijpen om vanuit deze realiteit tot bevrijding te komen.

Immers, wanneer we onze ogen blijven wegdraaien van de realiteit blijven we verwachtingen creëren van mensen en van dingen die nooit vervuld kúnnen, noch zúllen worden. 

Op deze manier blijven we als zombies angstig ronddolen in een totaal illusoire wereld.

Ajahn Brahm: (17)

Lijden komt erop neer dat je de wereld iets vraagt wat de wereld je nooit kan geven. Lijden is onmogelijke dingen verwachten en vragen van de wereld. Het is vragen om de perfecte woning en loopbaan. Vragen dat alle dingen waar we hard aan werken perfect op de juiste tijd en plaats gebeuren.

Dat is natuurlijk vragen om iets dat nooit ingelost kan worden. Het is net als vragen om diepgaande meditatie en verlichting, hier en nu. Maar zo werkt dit universum niet. Als je iets vraagt dat de wereld niet kan geven, moet je begrijpen dat je om lijden vraagt.  

De Boeddha wil dat we met onze eigen ogen zíen dat alle verschijnselen vergankelijk zijn. Veranderlijk in elk moment. En van moment-tot-moment.Dat ze anicca zijn. Driewerf anicca

Anicca vormt de sleutel tot onze bevrijding. 

Wanneer we zien dat alles vergankelijk is, volgt hieruit onmiddellijk het inzicht dat ze onbevredigend (P. dukkha) en leeg (P. anatta) aan substantie zijn; dat ze geen onafhankelijke kern bevatten. (18)  Dat ze geen  eeuwigheid, geen ‘ziel’ bezitten. Dat ze ‘leeg’ zijn.

Anicca geldt voor álle verschijnselen, voor alle vormen, voor alle soorten structuren, maatschappelijke, politieke, economische, financiële, religieuze… Inclusief boeddhistische structuren. De starheid die structuren kenmerkt en hun streven naar het vestigen van continuïteit stroken niet met het spontane karakter van Dhamma. Wanneer we goed kijken zien we dat ze er zelfs tegengesteld aan zijn.

Laat dit voor eens en altijd duidelijk zijn: structuren vertegenwoordigen de Dhamma—de natuurwet, de Zo-heid van de dingen, de waarheid—niet. Nooit. Waarheid hoeft niet vertegenwoordigd te worden. Verder kan Dhamma niet gemonopoliseerd worden. Structuren gaan niet over Dhamma. Zij gaan over ledenaantallen, lidgelden, benoemingen en (toekomstige) subsidies. Over reglementen en procedures. Over adoptie en uitsluiting. Over interpretatie en hieruit voortvloeiend manipulatie. Structuren dienen om geldstromen te genereren, benoemingen te doen, macht te verwerven. In de meeste gevallen vertegenwoordigen ze uitsluitend de ego’s van hun bestuurders en machthebbers.

Het begrijpen van dukkha = het zien van dukkha. In alle fenomenen, in alle verschijnselen, in alle dingen. In élk moment het proces van de tilakkhana zien.

Bhikkhu Analayo: (19)

Wat de eerste edele waarheid duidelijk maakt is, dat al deze vormen van dukkha bij kritische onderzoeking zijn terug te voeren op het fundamentele vijfvoudige vasthouden aan het bestaan door middel van de geledingen [khandha’s].

De tweede Edele Waarheid geeft de oorzaak (of oorsprong) van het lijden aan: 

Het is het verlangen dat tot verder bestaan leidt, verbonden is met plezier en lust, en hier en daar naar genot zoekt. Het is summier: verlangen naar zintuiglijk genot (P. kama tanha), verlangen naar bestaan (P. bhava tanha), en verlangen naar niet–bestaan (P. vibhava tanha).

In de verklarende sutta’s worden drie duidelijk waarneembare vormen van verlangen vermeld:

➛ verlangen naar zintuiglijk genot (P. kama-tanha): verlangen kenmerkt zich door het grijpen naar een object, met als oogmerk het nooit meer los te laten. Kama-tanha behelst het verlangen naar én de daaruit voortvloeiende gehechtheid = het brandstof geven aan dit vuur van verlangen (P. upadana) naar alles wat we zien, horen, ruiken, proeven, aanraken of denken. (20)

Vandaar de absolute noodzaak om wachters te plaatsen bij de zintuigpoorten!

Frits Koster: (21)

De directe oorzaak [van verlangen] is het zien van genot of geluk in dingen die in werkelijkheid leiden tot verslaving of afhankelijkheid.

➛ manifestatiedrang en verlangen naar eeuwig bestaan (P. bhava-tanha). Dit is de levens- en wordingsdrift (P. bhava) die het hele leven doordesemt. In feite komt het erop neer dat de mens zich—uit pure onwetendheid—hunkerend vastklampt aan dit leven dat—in werkelijkheid—een ongrijpbaar, continu proces van permanent ontstaan en vergaan is. 

Dit geldt zowel voor de basisbehoeften (eten, drinken, huisvesting, bescherming tegen koude en warmte…) als voor de hogere behoeften van de piramide van Maslow: behoefte aan sociaal contact, behoefte aan waardering en erkenning, behoefte aan zelfontplooiing en tenslotte de blijkbaar onuitroeibare behoefte tot eeuwig bestaan.

Wij kunnen niet, willen niet, durven niet onze dood aanvaarden en wensen eeuwig (in één of andere etherische vorm alhoewel sommige religies het zo bont maken dat ze zelfs een ‘verrijzenis’, een ‘herbevlezing’ vooropstellen) te blijven bestaan. Dit vormt een belangrijke bron van lijden. Het najagen van zulke onrealistische ambities móet wel leiden tot permanente onvrede en onrust. (22)

➛ verlangen naar niet-bestaan (P. vibhava-tanha). Dit is het tegenovergestelde, namelijk het verlangen om juist niet meer te willen hebben of te willen zijn: het niet (meer) aanvaarden van fysische ongemakken (ziekte, pijn, verdriet…) of het willen beëindigen van iets wat ooit voor altijd verworven leek (huwelijk, geld, carrière…).

De eerste twee vormen van verlangen zijn aantrekkende, ‘zuigende’ krachten, terwijl de derde vorm een ‘afstotend’ element in zich draagt. 

Deze drie vormen van verlangen vormen de directe oorzaak van de menselijke onvrede, van het lijden, van dukkha.

Zulke verlangens moeten we loslaten, willen we uit de greep van dukkha blijven. 

Dukkha is er alleen als we de dingen niet accepteren zoals ze zijn; wanneer we de dingen ánders willen dan ze zich aan ons presenteren.

De basisgrond is dat we dukkha ervaren vanaf het moment dat we ons tegen de natuurlijke flow van Dhamma (de natuurwet, de zó-heid van de dingen, de waarheid) keren, d.i. wanneer we de verschijnselen op een ándere (‘onwetende’) manier percipiëren dan ze in werkelijkheid zijn. 

Dukkha is de werkelijkheid en ook de énige werkelijkheid (als onderdeel van de tilakkhana). Alle andere beschouwingen—zowel wetenschappelijke als metafysische—zijn gefantaseerde projecties van onze geconditioneerde (‘onwetende’ en misleide) geest op het menselijk bestaan. Het komt er dus voor de dhammanuvatti op neer dat hij een einde maakt aan deze begoocheling.

Door aan de yogi de werkelijkheid realistisch te tonen reikt de Dhamma hem/haar de werktuigen aan die leiden tot de vernietiging van dukkha; die leiden naar zijn/haar bevrijding, namelijk door hem/haar vrij te maken van zijn/haar gehechtheid en hem/haar te verlossen van en uit zijn/haar gefantaseerde en gefingeerde verwachtingen en begoochelingen. 

Door dit gewijzigde besef van de realiteit zal de beoefenaar automatisch meer in het hier-en-nu gaan leven en de dingen accepteren zoals ze wérkelijk zijn, los van de verhalen en drama’s die zijn geconditioneerde geest hem toedicht. Het hier-en-nu is de enige werkelijkheid die er is. 

Daar moet de beoefenaar het mee doen. Er is niets anders. Als hem dat niet bevalt, blijft er niets anders over dan op zijn matje te gaan zitten tot de zaak helder wordt. 

Uiterst belangrijk is om te beseffen dat dukkha zijn macht over ons énkel kan handhaven zolang wijzelf toestaan dat dukkha ons intimideert. 

Daarom moet de yogi het lijden recht in het gezicht kijken, zonder de ogen weg te draaien. Hij moet dukkha begrijpen én aanvaarden als de inherente natuur van het leven. Als de wet van oorzaak en gevolg. Afhankelijk ontstaan. Paticca Samuppada.

Ulrich Libbrecht: (23) 

Wie aan deze gespleten wereld wil ontsnappen, dient het dal te verlaten en op zoek te gaan naar een berg. Geen berg van het woord, maar een berg van het hart—’ausgesetzt auf den Bergen des Herzens’ (R. M. Rilke)—de berg van de directe ervaring.

Ajahn Brahm: (24)

Wees je ervan bewust dat dukkha de aard van de dingen is…

… Wanneer je realiseert dat het allemaal gewoon de aard van de natuur is, slechts een proces van oorzaak en gevolg, dan besef je dat het niet meer jouw probleem is. Dat jij je er niet druk over moet maken.

Je ziet dat loslaten voortkomt uit het inzicht in de aard van het lijden in het leven: je kunt er niet veel aan doen, dus laat het met rust.

Als je het met rust laat, ontwikkel je de mentale houding die bewust en alert is, die toekijkt, maar er niet bij betrokken raakt.

… Wanneer we ons realiseren dat onze ervaringen een puur natuurlijk proces zijn, reageren we niet door ons bang, schuldig, gefrustreerd of teleurgesteld te voelen.  

Het is níet onze taak om ervoor te zorgen dat de zaken draaien zoals wij het willen. Dat is niet ónze verantwoordelijkheid. Onze taak bestaat erin om énkel te observeren, om te zien dat alles is zoals het is. Om te beseffen dat het geen enkele zin heeft ons aan zulke vergankelijke, lijdensvolle en zelfloze wereld te hechten.

We moeten leren meegaan met de flow: wie aan zee een hoge golf wil vermijden, wordt op het strand geworpen; wie echter in deze hoge golf duikt, heeft enkel water om zich heen.

Bekijk dukkha zoals alle andere verschijnselen: voorbijgaand, toevallig en zonder eigen identiteit. Bekijk aandachtig wat er gebeurt, benoem het en laat dukkha los. Accepteer dukkha

We moeten de ‘dorst’ naar ‘worden’ (P. bhava) loslaten. Dit verlangen naar ‘worden’ is, alhoewel voor ieder verschillend, in ieder van ons nadrukkelijk aanwezig.

Bhikkhu Thanissaro: (25)

Afhankelijk van hoe we de wereld beschouwen, zal onze wereld verschillen… Een schilder, een skiër en een mijnwerker die naar een berg kijken… zullen verschillende bergen zien. Als je een schilder, een skiër, of een mijnwerker bent, zul je diezelfde berg op een verschillende manier bekijken, afhankelijk van wat je er op een bepaald moment van wilt—schoonheid, avontuur of rijkdom… Elke wens creëert zo in feite zijn eigen aparte wereld; en binnen al die werelden nemen we verschillende identiteiten aan.

De Boeddha gebruikte een specifiek woord voor deze ervaring waardoor een aparte wereld gecreëerd wordt door het hebben van een apart verlangen. Hij noemde het ‘bhava’… Het is iets dat wordt voortgebracht door de activiteit van onze geest.

Er is maar één houding mogelijk om uit de impasse te geraken: laat begeerte los, laat dit verlangen voor wat het is. Bekijk dit verlangen als een toevallige gemoedstoestand die (overeenkomstig een caleidoscoop aan specifieke oorzaken en voorwaarden) ontstaat en vergaat. Steeds opnieuw en opnieuw. (26) 

Door niet toe te geven aan de begeerte—ons gewoontepatroon—maar ze integendeel los te laten, houdt ze op te bestaan. Dít is de bevrijding waarover de Boeddha spreekt.

Stephen Bachelor: (27) 

De vrijheid van het ontwaken is geworteld in het ophouden van begeerte. … We zijn onze eigen gevangenbewaarders. We houden onszelf onvrij door ons uit verwarring of angst vast te klampen aan een zelf dat onafhankelijk van alle voorwaarden bestaat.

In plaats van de dingen te aanvaarden en te begrijpen zoals ze zijn, proberen we er onafhankelijk van te worden door een apart ‘zelf’ te verzinnen.

Het ontwikkelen van het pad begint ermee dat we werkelijk zien hoe veranderlijk, toevallig en creatief wijzelf en de wereld zijn.

Osho: (28)

De yogi die verlangen ‘begrijpt’, ontdoet zich ervan omdat hij zich bewust is van haar pijnlijke aard. En op het moment dat er geen verlangen meer is, op het moment dat de geest niet meer verstoord wordt door lust en hij nergens meer naar op zoek is dan, op dat eigenste moment, op dat stille en rustige moment, ervaart hij zijn echte authentieke wezen.

De diepere oorzaak van onze dukkha ligt uiteindelijk in onwetendheid (P. avijja), in het niet-begrijpen i.c. het verkeerd, niet duidelijk of helemaal niet onderkennen (gebrek aan een juist realiteitsbesef) van wat zich in het NU, in het huidige moment aan ons voordoet: wij willen niet accepteren dat we een niet-stabiel, afhankelijk proces zijn zonder vaste kern, zonder ziel. Integendeel, we gaan ervan uit dat we de Navel van de Wereld zijn. Een creator gelijk. Of er in de genesis tenminste naast gelegen hebben.

Avijja omtrent de werkelijkheid van onze eigen aard staat voor onwetendheid omtrent het verschijnsel ‘ik’. Het niet bewust zijn van het feit dat we blindelings reageren op onze verlangens en afkeer (P. sankhara’s). Noch van de reden waarom we reageren op onze gewaarwordingen. Ons evenmin bewust zijn van de werkelijke aard van datgene waarop we reageren. Verder onwetend omtrent de vergankelijke, onpersoonlijke aard van ons bestaan en tenslotte onwetend over het het feit dat onze gehechtheid aan dit bestaan slechts lijden brengt. Door deze waterval van onwetendheid worden we onbewust de slaaf van onze gewoontepatronen.

Onwetendheid kan énkel verwijderd worden door middel van wijsheid (P. panna), i.c. door ons gelijkmoedig bewust te zijn van de leegte—de persoonlijke realisatie van het feit dat géén énkel verschijnsel (het ‘ik’ in de eerste plaats) beschikt over een vaste kern, over een onafhankelijke substantie, over een ziel.

Anders gesteld komt het erop neer dat de oorzaak van dukkha een verwarde geestelijke of emotionele toestand is die voortspruit uit een verkeerde waarneming van wat alle verschijnselen, dingen, fenomenen (P. dhamma’s) wérkelijk zijn.

De wérkelijke realiteit van ons bestaan is tweevoudig: er is enerzijds de vaststelling dat onze werkelijkheid van moment-tot-moment verandert (en dit constante proces zorgt ervoor dat er géén énkele stabiliteit te vinden is) en anderzijds het gegeven dat onze werkelijkheid—ons ‘ik‘—samengesteld is uit vijf componenten [wat de Boeddha de vijf aggregaten (P. khandha’s) noemt] die, op een bepaald ogenblik [onder specifieke oorzaken (P. hetu’s) en voorwaarden (P. paccaya’s)], te samen gekomen zijn en evenzeer op een bepaald moment (eveneens onder specifieke oorzaken en voorwaarden) weer uit elkaar zullen vallen.

De oorzaak van dukkha wordt ontzettend duidelijk verwoord in de Adittapariyaya Sutta, (29) de Vuurrede van de Boeddha. 

Deze voordracht hield de Boeddha in het Gayasisa-gebergte, toen hij op de terugweg was van Sarnath naar Rajagaha om daar koning Bimbisara van Magadha zijn leer uit te leggen. (30) De Vuurrede is Boeddha’s derde voordracht. Deze prediking geeft zowel duiding over elementen uit de eerste (Dhammacakkappavatana Sutta) als over de tweede (Anattalakkhana Sutta) prediking. De Boeddha hield deze voordracht voor de broeders Kassapa, (31) die beschouwd werden als de toonaangevende spirituele vuuraanbidders (P. aggihutta) (32) van hun tijd. 

Volgens de commentaren op de sutta’s (P. atthakatha) (33) hadden de Kassapa’s een duizendkoppige schare volgelingen rond zich verzameld. Waar deze asceten vroeger dag en nacht het vuur vereerden, leerde de Boeddha hen dat de wereld van de zintuigen in brand stond.

Dat alle verschijnselen, alle fenomenen, alle dingen, alle dhamma’s van de zintuiglijke wereld in brand staan. Door het vuur als metafoor te gebruiken voor verlangen, afkeer en onwetendheid maakte hij het inzicht in de Dhamma voor de vuuraanbidders aanschouwelijk. Deze voordracht getuigt eens te meer van de behendigheid van de Boeddha als geniaal debater.

De Vuurrede is één van de hoogtepunten uit de Pali-canon. Daarom verdient de integrale sutta een plaats in dit boek.

Mijn vertaling van de Vuurrede gaat als volgt: 

Aldus heb ik gehoord. Eens verbleef de Bhagavat op de Gayasisa-heuvel, nabij Rajagaha, samen met duizend monniken. En daar sprak de Bhagavat de monniken als volgt toe: 

‘Monniken, alles staat in brand. En wat is de betekenis daarvan?’

‘Het oog, Monniken, staat in brand; vormen staan in brand; visueel contact staat in brand; visueel bewustzijn staat in brand.

En ook de aangename, de onaangename en de niet-aangename-noch-onaangename gewaarwordingen (P. vedana) veroorzaakt door visueel contact (P. phassa) staan in brand. 

En waarmee staan ze in brand? Ze staan in brand door het vuur van verlangen (P. lobha); door het vuur van haat (P. dosa); door het vuur van onwetendheid (P. moha).

Ik zeg jullie dat het brandt door geboorte (P. jati); door ouderdom (P. jara) en dood (P. marana); door piekeren over het verleden (P. kukkucca); door weeklagen (P. parideva); door lijden (P. dukkha); door smart (P. domanassa) en door wanhoop (P. upayasa).

Het oor, Monniken, staat in brand; geluiden staan in brand; auditief contact staat in brand; auditief bewustzijn staat in brand. 

En ook de aangename, de onaangename en de niet-aangename-noch-onaangename gewaarwordingen veroorzaakt door auditief contact staan in brand. 

En waarmee staan ze in brand? Ze staan in brand door het vuur van verlangen; door het vuur van haat; door het vuur van onwetendheid. 

Ik zeg jullie dat het brandt door geboorte; door ouderdom en dood; door piekeren over het verleden; door weeklagen; door lijden; door smart en door wanhoop.

De neus, Monniken, staat in brand; geuren staan in brand; neus-contact staat in brand; reuk-bewustzijn staat in brand.

En ook de aangename, de onaangename en de niet-aangename-noch-onaangename gewaarwordingen veroorzaakt door neus-contact staan in brand.

En waarmee staan ze in brand? Ze staan in brand door het vuur van verlangen; door het vuur van afkeer; door het vuur van onwetendheid.

Ik zeg jullie dat het brandt door geboorte; door ouderdom en dood; door piekeren over het verleden; door weeklagen; door lijden; door smart en door wanhoop.

De tong, Monniken, staat in brand; smaken staan in brand; tong-contact staat in brand; tong-bewustzijn staat in brand.

En ook de aangename, de onaangename en de niet-aangename-noch-onaangename gewaarwordingen veroorzaakt door tong-contact staan in brand. 

En waarmee staan ze in brand? Ze staan in brand door het vuur van verlangen; door het vuur van haat; door het vuur van onwetendheid.

Ik zeg jullie dat het brandt door geboorte; door ouderdom en dood; door piekeren over het verleden; door weeklagen; door lijden; door smart en door wanhoop.

Het lichaam, Monniken, staat in brand; aanrakingen staan in brand; lichamelijk contact staat in brand; lichamelijk bewustzijn staat in brand.

En ook de aangename, de onaangename en niet-aangename-noch-onaangename gewaarwordingen veroorzaakt door lichamelijk contact staan in brand.

En waarmee staan ze in brand? Ze staan in brand door het vuur van verlangen; door het vuur van haat; door het vuur van onwetendheid.

Ik zeg jullie dat het brandt door geboorte; door ouderdom en dood; door piekeren over het verleden; door weeklagen; door lijden; door smart en door wanhoop.

De geest, Monniken, staat in brand; gedachten staan in brand; mentaal contact staat in brand; mentaal bewustzijn staat in brand.

En ook de aangename, de onaangename en de niet-aangename-noch-onaangename gewaarwordingen veroorzaakt door geestelijk contact staan in brand. 

En waarmee staan ze in brand? Ze staan in brand door het vuur van verlangen; door het vuur van haat; door het vuur van onwetendheid.

Ik zeg jullie dat het brandt door geboorte; door ouderdom en dood; door piekeren over het verleden; door weeklagen; door lijden; door smart en door wanhoop.

Een goed onderwezen edele discipel, die de dingen op deze manier ziet: baalt van het oog; baalt van vormen; baalt van visueel contact; baalt van het visueel bewustzijn. 

En hij baalt van de aangename, de onaangename en de niet-aangename-noch-onaangename gewaarwordingen veroorzaakt door visueel contact.

Hij baalt van het oor; baalt van geluiden; baalt van auditief contact; baalt van het auditief bewustzijn.

En hij baalt van de aangename, de onaangename en de niet-aangename-noch-onaangename gewaarwordingen veroorzaakt door auditief contact.

Hij baalt van de neus; baalt van geuren; baalt van neus-contact; baalt van het reuk-bewustzijn. 

En hij baalt van de aangename, de onaangename en de niet-aangename-noch-onaangename gewaarwordingen veroorzaakt door neus-contact.

Hij baalt van de tong; baalt van smaken; baalt van tong-contact; baalt van het tong-bewustzijn. 

En hij baalt van de aangename, de onaangename en de niet-aangename-noch-onaangename gewaarwordingen veroorzaakt door tong-contact.

Hij baalt van het lichaam; baalt van aanrakingen; baalt van lichamelijk contact; baalt van het lichamelijk bewustzijn.

En hij baalt van de aangename, de onaangename en de niet-aangename-noch-onaangename gewaarwordingen veroorzaakt door lichamelijk contact.

Hij baalt van de geest; baalt van gedachten; baalt van mentaal contact; baalt van mentaal bewustzijn.

En hij baalt van de aangename, de onaangename en de niet-aangename-noch-onaangename gewaarwordingen veroorzaakt door mentaal contact.

Als hij ervan baalt, wordt hij onthecht. Door onthechting wordt [zijn geest] bevrijd. En door bevrijding wordt hij zich ervan bewust dat hij bevrijd is. (34)

Hij beseft:

Vernietigd is geboorte, het religieuze leven is geleefd (P. magga brahmacariya); (35) wat gedaan moest worden is gedaan (P. katam karniyam); (36) er is niets meer dat tot terugkomst hier leidt (P. naparam itthattaya).’ (37)

Zo sprak de Verhevene. En de monniken waren tevreden en verheugd door de woorden van de Verhevene. 

En terwijl deze uiteenzetting gegeven werd, werden de harten van deze duizend monniken door onthechting bevrijd van de bezoedelingen.

Nadat de Boeddha op deze manier de Dhamma had uitgelegd, zo verhalen de Commentaren, namen de Kassapa’s met hun gevolg toevlucht tot de Drie Juwelen (P. tiratana). (38)

De Boeddha legde zijn volgelingen uit dat men door de tilakkhana niet te (willen/kunnen/durven) zien, in een illusoire wereld terechtkomt. Een fata morgana. Een verzinsel. Een leugen. Immers, dan worden dingen die vergankelijk zijn als blijvend gepercipieerd. Wordt als ‘zelf’ beschouwd, wat geen ‘zelf’ is. Wordt als ‘zelf’ beschouwd, wat slechts een begoocheling is. Wordt lijden beschouwd als genot en wat weerzinwekkend is als mooi. Virtual reality. 

Maar daarmee eindigt de begoocheling niet. Wie de tilakkhana ontkent, ziet niet dat alles voortdurend al het andere beïnvloedt. Dat niets op zichzelf bestaat. Wie de tilakkhana ontkent, klampt zich vast aan de waan dat men de dingen ‘zelf’ verwezenlijkt. Zo ziet men het geheel niet; denkt men niet holistisch maar dualistisch in afzonderlijke tegengestelde onderdelen: ‘ik’ en de wereld. Of nog beter: ‘ik’ tegen de wereld.

De Boeddha leerde dat het deze onwetendheid is over de ware menselijke aard die aanleiding geeft tot vertroebelde waarnemingen. Dit is de oorsprong van leedvolle emoties, verlangen, haat en angst. Dit is de oorzaak van dukkha. En die oorzaak moet losgelaten worden.

De derde Edele Waarheid geeft aan hoe het lijden kan beëindigd worden:

Het is het complete verdwijnen en vernietigen van verlangen; het opgeven ervan, het verlaten, loslaten, afstand doen ervan. Het zich bevrijden van verlangen.  

De derde Edele Waarheid behandelt het einde van dukkha; het einde van pijn; het einde van imperfectie; van irritatie; van lijden in de meest brede zin van het woord. Het einde van dukkha is innerlijke vrede. Nibbana

De dhammanuvatti bereikt nibbana als álle begeerte uitgeschakeld is, als hij, met andere woorden, boven zijn gevoelens, gewaarwordingen en emoties (P. vedana) staat en ze geen reacties (P. sankhara’s) meer bij hem uitlokken. Door het gerealiseerde inzicht in de tilakkhana van de verschijnselen én de gelijkmoedige aanvaarding ervan ervaart de beoefenaar rust en vrede. Dit is de bevrijding (P. vimutti) waar de Boeddha naar wijst. (39) Bevrijding en zelfrealisatie bevinden zich híer. Vlakbij. In dít lichaam. In dít moment. 

De vierde Edele Waarheid benoemt het Pad dat men moet volgen om het lijden te beëindigen:

Het is het Edele Achtvoudige Pad, namelijk: zuiver begrip, zuivere intentie, zuiver spreken, zuiver handelen, zuiver levensonderhoud, zuivere inspanning, zuivere aandacht en zuivere concentratie. 

Dít is het Pad dat moet gecultiveerd worden om dukkha te stoppen.

De Boeddha leert dat de dhammanuvatti zich niet moet richten op het symptoom (het lijden), maar op de oorzaken van het lijden. Namelijk op verlangen; begeerte; hunkering en gehechtheid.

De Vierde Waarheid reikt de yogi de weg aan om zich te bevrijden uit de kringloop van samsara, (40) d.i. om dukkha, dat voortspruit uit hunkering en gehechtheid, te overwinnen door ontwaken; door wakker te worden; door verlichting; namelijk door het verwerven van inzicht in de ware aard van de dingen. Yatha bhuta nana dassana(41)

Het achtvoudige pad kan samengevat worden als een in diepgang oplopende leer- en praktijkmethode, (42) gaande van moraliteit (P. sila respectievelijk: juist spreken, juist handelen, juist levensonderhoud), (43) over meditatie (P. samadhi respectievelijk: juiste inspanning, juiste aandacht, juiste concentratie) naar wijsheid (P. panna respectievelijk: zuiver inzicht en zuivere intentie).

Hoe beter de moraliteit is, hoe beter de concentratie zal zijn. En hoe beter de concentratie is, hoe beter het inzicht zal worden.

Maar het is niet zo dat deze acht treden afzonderlijk moeten ontwikkeld worden. Het is een geïntegreerd pad waarbij elke afzonderlijke factor de andere factoren bevrucht en verbetert.

Zeer beknopt, maar erg dienstig als geheugensteuntje, geef ik hier de praktische inhoud weer van de acht aspecten van het Edele Achtvoudige Pad:

•  zuiver inzicht: inzicht in de realiteit van de Vier Waarheden

•  zuivere intentie: dit inzicht toepassen in het leven

•  zuiver spreken: spreken naar dit inzicht

  • zuiver handelen: handelen naar dit inzicht 
  • zuiver levensonderhoud: geen beroepsactiviteiten die strijdig zijn met dit inzicht
  • zuivere inspanning: inspanningen richten naar dit inzicht
  • zuivere aandacht: het richten van volle en permanente aandacht op dit inzicht
  • zuivere meditatie: reflectie die dit inzicht verdiept

Dit Achtvoudige Pad leidt tot harmonie en inzicht. Het is net dít inzicht (in de ware aard van de verschijnselen) dat leidt tot de beëindiging van dukkha.

Het Achtvoudige Pad moet derhalve beschouwd worden als de praktisch te volgen weg (de roadmap) én het proces van bewustwording dat leidt tot zelfrealisatie. Tot nibbana.

Frits Koster: (44)

Als het meditatieve inzicht diep genoeg is en als de beoefenaar en de situatie er rijp voor zijn, dan kan op een bepaald moment een zeer specifieke en zuiverende ervaring plaatsvinden die wel ‘verlichting’ wordt genoemd.

… In boeddhistische geschriften wordt de verlichtingservaring vaak benaderd aan de hand van ontkenningen of negaties, waarin wordt uitgelegd wat het niet is. 

Het wordt in het algemeen wél beschreven als ‘staat van hoogste geluk en vrede’ (P. santi), doordat het los staat van alle (vergankelijke) wereldse ervaringen, als ‘veilig’ (P. khema) of als ‘bevrijdend’ (P. vimutti). 

Deze verlichtingservaring is niet blijvend. Het is te vergelijken met een moment van heel even de zon zien op een bewolkte dag.

Volgens de Boeddha en beoefenaars die het ervaren hebben is deze ervaring echter bijzonder bevrijdend, doordat op dat moment voorheen blokkerende en problemen veroorzakende krachten, zoals verlangen, haat en onwetendheid, volkomen uitgedoofd worden.

III. de Drie Rotaties en Twaalf Aspecten

Betreffende wat ik voorheen nooit gehoord had, Monniken, verscheen zien, verscheen weten, verscheen wijsheid, verscheen begrip, verscheen licht in mij:

‘Dit is de Edele Waarheid van het lijden’. [P. pariyatti]

Betreffende wat ik voorheen nooit gehoord had, Monniken, verscheen zien, verscheen weten, verscheen wijsheid, verscheen begrip, verscheen licht in mij:

‘Dit lijden, een Edele Waarheid, dient volledig begrepen te worden’. [P. patipatti]

Betreffende wat ik voorheen nooit gehoord had, Monniken, verscheen zien, verscheen weten, verscheen wijsheid, verscheen begrip, verscheen licht in mij:

‘Dit lijden, een Edele Waarheid, is volledig begrepen’. [P. pativedha] 

Betreffende wat ik voorheen nooit gehoord had, Monniken, verscheen zien, verscheen weten, verscheen wijsheid, verscheen begrip, verscheen licht in mij:

‘Dit is de Edele Waarheid over de oorzaak van het lijden’. [P. pariyatti] 

Betreffende wat ik voorheen nooit gehoord had, Monniken, verscheen zien, verscheen weten, verscheen wijsheid, verscheen begrip, verscheen licht in mij:

‘Deze oorzaak van het lijden, een Edele Waarheid, moet losgelaten worden’. [P. patipatti] 

Betreffende wat ik voorheen nooit gehoord had, Monniken, verscheen zien, verscheen weten, verscheen wijsheid, verscheen begrip, verscheen licht in mij:

‘Deze oorzaak van het lijden, een Edele Waarheid, is volledig losgelaten’. [P. pativedha] 

Betreffende wat ik voorheen nooit gehoord had, Monniken, verscheen zien, verscheen weten, verscheen wijsheid, verscheen begrip, verscheen licht in mij:

‘Dit is de Edele Waarheid over de beëindiging van het lijden’. [P. pariyatti] 

Betreffende wat ik voorheen nooit gehoord had, Monniken, verscheen zien, verscheen weten, verscheen wijsheid, verscheen begrip, verscheen licht in mij:

‘Deze beëindiging van het lijden, een Edele Waarheid, moet gerealiseerd worden’. [P. patipatti]

Betreffende wat ik voorheen nooit gehoord had, Monniken, verscheen zien, verscheen weten, verscheen wijsheid, verscheen begrip, verscheen licht in mij:

‘Deze beëindiging van het lijden, een Edele Waarheid, is gerealiseerd’. [P. pativedha]

Betreffende wat ik voorheen nooit gehoord had, Monniken, verscheen zien, verscheen weten, verscheen wijsheid, verscheen begrip, verscheen licht in mij:

‘Dit is de Edele Waarheid van het Pad dat leidt naar de beëindiging van het lijden’. [P. pariyatti] 

Betreffende wat ik voorheen nooit gehoord had, Monniken, verscheen zien, verscheen weten, verscheen wijsheid, verscheen begrip, verscheen licht in mij:

‘Het Pad dat leidt naar de beëindiging van het lijden, een Edele Waarheid, moet gecultiveerd worden’. [P. patipatti] 

Betreffende wat ik voorheen nooit gehoord had, Monniken, verscheen zien, verscheen weten, verscheen wijsheid, verscheen begrip, verscheen licht in mij:

‘Het Pad dat leidt naar de beëindiging van het lijden, een Edele Waarheid, is gecultiveerd’. [P. pativedha]. ❜

Hier zegt de Boeddha dat élk van de Vier Edele Waarheden moet beoefend worden in drie fazen (of rotaties), namelijk theoretisch (P. pariyatti), praktisch (P. patipatti) en door realisatie (P. pativedha). ❜

Op deze manier ontstaan twaalf toestanden (of combinaties), wat men de Twaalf Aspecten van de Vier Waarheden noemt (zie bijgevoegd schema). (45)

Zo bevriezen de Vier Edele Waarheden niet tot een louter dogmatisch, doctrinair systeem zoals in sommige boeddhistische religieuze stromingen, maar transcenderen ze tot een dynamisch proces door dukkha volledig te begrijpen, de oorzaak van dukkha los te laten, de opheffing van dukkha te realiseren en het Achtvoudig Pad dat leidt tot de opheffing van dukkha te cultiveren. Slechts wanneer de Vier Edele Waarheden in de onderscheiden 3 aspecten, door de beoefenaar experiëntieel ervaren zijn, kan er sprake zijn van echte bevrijding (P. vimutti). 

Zoniet blijven de Vier Waarheden uitsluitend een steriel filosofisch systeem. Kennis zonder wijsheid. Akademische Spielerei.  

Dit systeem van de Drie Rotaties en de Twaalf Aspecten lijkt intellectueel eenvoudig; de beoefening ervan is echter een heel ánder verhaal.

Grosso modo komt het erop neer dat élk aspect intellectueel gekend en verstandelijk aanvaard wordt (de theorie); dat deze theorie vervolgens ten gronde in de praktijk gebracht wordt en tenslotte dat de dhammanuvatti het resultaat ervan in zichzelf volledig realiseert.

Dit vierstappen-plan met zijn drie respectieve geledingen is bijgevolg géén louter theoretische, intellectuele constructie. Het vormt een uiterst zorgvuldig, analytisch uitgewerkt plan van theorie, over praktijk naar volledige verwerkelijking. Naar complete Zelfrealisatie.

Een beknopte analyse:

1. de Waarheid van dukkha

Idam dukkham ariyasaccam… parinneyam… parinnatam’—‘Deze Edele Waarheid van dukkha… moet ervaren worden… is volkomen ervaren. (46)

‘Dit is dukkha’: de theoretische—louter intellectuele—herkenning én vaststelling van het lijden vormt de uitgangspositie. Deze herkenning en vaststelling is pariyatti.

‘Dukkha moet begrepen worden’: De tweede stap is beoefening, namelijk het beschouwen en overschouwen van dukkha in al zijn vormen en aspecten tijdens de meditatie. Het is het verkennen van het immense terrein van dukkha: het ervaren dat álles onderhevig is aan dukkha

Deze ervaring, deze ‘certificatie’ van dukkha als een getuige zonder (voor)oordeel, zonder ‘onze’ persoonlijke verhalen en drama’s (‘bearing witness’), moet het volledige scala van dukkha omvatten (P. dukkha parinneyam), vermits (indien we niet het volledige scala zouden bekijken)er anders (mogelijk) een aspect zou kunnen overblijven waarop dukkha niet van toepassing zou zijn. 

Elke eventualiteit moet uitgesloten worden. (47) Door aanhoudende, repetitieve meditatie-beoefening gebeurt dit ook. Zo wordt dukkha begrepen als een totaliteit: we ervaren dukkha in álles en in ál zijn aspecten. Deze directe, experiëntiele ervaring is patipatti.

‘Dukkha is begrepen’: De derde stap tenslotte (P. parinnatam) is de apotheose: wanneer dukkha eenmaal begrepen is, moeten we dukkha in onszelf realiseren en voorbij dukkha gaan, d.i. dukkha achterlaten; dukkha transcenderen. En dit kan énkel door de volgende stappen van de Vier Waarheden te doorlopen. Pas dan, énkel dán, kan men concluderen dat dukkha begrepen is. Voorbij dukkha gaan, dukkha overstijgen is pativedha. 

2. de Waarheid van de Oorzaak van dukkha

Idam dukkham samudayam ariyasaccam… pahahatabbam… pahinam’—’Deze Edele Waarheid van de oorzaak van dukkha… moet vernietigd worden… is volkomen vernietigd. (48)

‘Dit is de oorzaak van dukkha’: herkenning én vaststelling dat verlangen (P. tanha, lobha) de oorzaak is van dukkha; van onze ellende. Deze herkenning en vaststelling—op intellectueel niveau—is uitstekend maar helpt ons niet verder naar bevrijding toe. Dit is pariyatti.

‘De oorzaak van dukkha moet losgelaten worden’: de oorzaak (= het verlangen) moet vernietigd worden (P. pahahatabbam) door meditatie-beoefening. Dit is patipatti.

‘De oorzaak van dukkha is losgelaten’: maar deze vernietiging an sich is niet voldoende. Slechts wanneer de wortels (P. mula’s) van het verlangen (P. pahinam) uitgeroeid zijn en er niets van overblijft, komt er een einde aan dukkha. Dit is pativedha.

3. de Waarheid van de Beëindiging van dukkha

Idam dukkhanirodham ariyasaccam… sacchikatabbam… sacchikatam…’—’Deze Edele Waarheid van de Beëindiging van dukkha moet gerealiseerd worden… is gerealiseerd. (49)

‘Dit is de beëindiging van dukkha’: aan dukkha, aan onze ellende is een einde gekomen. We bereiken het stadium van nibbana. Dit is de intellectuele herkenning én vaststelling dat we—door het verlangen tot in de wortel te vernietigen—onszelf bevrijden. Dit is pariyatti.

‘De beëindiging van dukkha moet gerealiseerd worden’: Maar de loutere intellectuele herkenning en vaststelling dat er een niveau bestaat voorbij onze lichaam/geest-structuur is niet voldoende. Het moet gecertifieerd worden (‘bearing witness’) (P. sacchikatabbam) door onze meditatiebeoefening: we moeten aan deze realisatie werken. Dit is patipatti.

‘De beëindiging van het lijden is gerealiseerd’: Pas wanneer de beëindiging van dukkha de facto gerealiseerd is, zijn we vrij. Dit is pativedha.

4.De Waarheid van het Pad dat leidt naar de Beëindiging van dukkha.

Idam dukkhanirodhagamini patipada ariyasaccam… bhavetabbam… bhavitam…’—Deze Edele Waarheid van het Pad dat leidt naar de Beëindiging van dukkha… moet gecultiveerd worden… is gecultiveerd.(50)

‘Dit is het pad dat leidt naar de beëindiging van dukkha: dit is de intellectuele herkenning én vaststelling dat dít inderdaad het pad is dat leidt naar de beëindiging van dukkha. Dit is pariyatti.

‘Dit pad moet gecultiveerd worden’: dit is de intellectuele beslissing dat we dit pad moeten cultiveren (bhavetabbam). Dit kan énkel gebeuren door beoefening. Dit is patipatti.

➛ ‘Dit pad is gecultiveerd’: de beëindiging van dukkha én de hieruit voortspruitende bevrijding is énkel een feit wanneer alle elementen van het pad ontwikkeld zijn, d.i. wanneer alle acht aspecten van het pad direct, experiëntieel ervaren en gerealiseerd zijn. Dit is pativedha.

Slechts wanneer de Vier Waarheden, in de gedifferentiëerde 3 niveaus, experiëntieel ervaren én gerealiseerd zijn kan er sprake zijn van echte bevrijding (P. vimutti). Zoniet blijven de Vier Edele Waarheden slechts een filosofisch systeem. En dat is—spijtig genoeg—dikwijls het geval.

Herlees het bovenstaande. Zoveel als nodig. En beoefen het op deze manier. Het is kernhout. Het is een verbale beschrijving hoe de Vier Edele Waarheden moeten gerealiseerd worden. Hoe het ‘Hoogste Ontwaken’ door de Boeddha bereikt werd. Sammasambuddhassa.

IV. de Persoonlijke wijsheid van de Boeddha

Monniken: zolang mijn zien en weten over deze Vier Edele Waarheden zoals ze werkelijk zijn—met hun drie rotaties en twaalf toestanden—nog niet grondig helder was, beweerde ik niet dat ik het Hoogste Ontwaken bereikt had: het correcte Volledige Ontwaken dat onovertroffen is in deze wereld met haar goden, haar Mara’s en Brahma’s, met haar generatie van monniken en priesters, met haar koningen en onderdanen. 

Maar sinds mijn zien en weten over deze Vier Edele Waarheden zoals ze werkelijk zijn—met hun drie rotaties en twaalf toestanden—grondig helder werd, beweer ik wel dat ik het Hoogste Ontwaken bereikt heb: het correcte Volledige Ontwaken dat onovertroffen is in deze wereld met haar goden, haar Mara’s en Brahma’s, met haar generatie van monniken en priesters, met haar koningen en onderdanen. 

Zien en weten verscheen in mij: ‘mijn bevrijding van geest is onwrikbaar; dit is de laatste geboorte; nu is er geen verdere toestand van bestaan.’

In deze paragraaf verkondigt de Boeddha dat hij het Hoogste Ontwaken (P. sammasambuddhassa) bereikt heeft door het ‘zien’ en het ‘kennen/weten’ van de Vier Edele Waarheden ‘zoals ze werkelijk zijn—met hun drie rotaties en twaalf aspecten.’

Zien en weten verscheen in mij: mijn bevrijding van geest is onwrikbaar. Dit is de laatste geboorte. Nu is er geen verdere toestand van bestaan.  

Dit is de exclamatie (P. udana) van de Sammasambuddha—de zélf ontwaakte Boeddha die, zonder enige hulp van iemand anders, door eigen kracht de natuurwet herontdekt heeft nadat deze verloren gegaan was. Het is de uitroep van de volkomen ontwaakte Bhagavat die de bevrijdende universele Dhamma in zichzelf realiseert en deze opnieuw helder en duidelijk aan de wereld verkondigt. Het is de beschrijving van Boeddha’s ervaring van nibbana waarbij hij voorbij onwetendheid, verlangen en afkeer gaat. Waarbij hij de confrontatie met de kilesa’s compleet transcendeert waardoor niets van de zintuiglijke wereld hem nog raken kan. Waarbij dukkha volkomen vernietigd wordt. (51)  Het is de beschrijving van de weg die alle Boeddha’s vóór Hem gelopen hebben. (52)

Het is steeds diezelfde ongeschreven weg die tot zelfrealisatie voert, namelijk door de vijf hindernissen (P. panca nivarana) te overwinnen, door de vier fundamenten van aandacht te vestigen (P. satipatthana) en door de zeven ontwakingsfactoren (P. sambojjhanga) te cultiveren. Dat is de weg die tot het bereiken van het hoogste ontwaken voert (P. anuttara samma sambodhi). (53)  Deze Leer van alle Boeddha’s is kernachtig samengevat in de Vier Edele Waarheden (P. cattari ariya saccani).

V. Het Dhamma-Wiel in beweging

En de Vijf Metgezellen waren tevreden en verheugden zich in de woorden van de Verhevene. En terwijl de uitleg over de Vier Edele Waarheden door de Verhevene uitgelegd werd, verscheen in de Eerwaarde Kondanna het zuivere en onbezoedelde weten van het Dhamma-oog: ‘Alles wat onderhevig is aan ontstaan, is onderhevig aan vergaan.’ 

En toen het Dhamma–Wiel door de Verhevene in beweging gezet was, uitten de aardgeesten de volgende kreet: 

‘In het Hertenpark van Isipatana, nabij Varanasi, heeft de Verhevene het onovertroffen Dhamma–Wiel in beweging gezet, wat door geen enkele monnik, priester, god, Mara, Brahma, of door wie dan ook gestopt kan worden!” 

En de Goden van de Vier Grote Koningen hoorden die kreet van de aardgeesten, en zij uitten de volgende kreet: 

“In het Hertenpark van Isipatana, nabij Varanasi, heeft de Verhevene het onovertroffen Dhamma–Wiel in beweging gezet, wat door geen enkele monnik, priester, god, Mara, Brahma, of door wie dan ook gestopt kan worden!” 

En op deze manier hoorden ook achtereenvolgens de Tavatimsa-goden, de Yama-goden, de Tusita-goden, de Nimmanarati-goden, en de Paranimmitavasavatti-goden deze kreet, en zij herhaalden die kreet na haar te horen: 

“In het Hertenpark van Isipatana, nabij Varanasi, heeft de Verhevene het onovertroffen Dhamma–Wiel in beweging gezet, wat door geen enkele monnik, priester, god, Mara, Brahma, of door wie dan ook gestopt kan worden!’ 

En de Brahma-goden hoorden die kreet van de Paranimmitavasavatti goden, en zij uitten de volgende kreet: 

“In het Hertenpark van Isipatana, nabij Varanasi, heeft de Verhevene het onovertroffen Dhamma–Wiel in beweging gezet, wat door geen enkele monnik, priester, god, Mara, Brahma, of door wie dan ook gestopt kan worden!”

En dus op dat moment, op dat eigenste ogenblik, rees die kreet omhoog tot aan de Brahma-werelden. En het tienduizendvoudige wereldsysteem schokte, trilde en beefde, en een prachtig onbegrensd licht verscheen in de wereld, wat de schittering van de goden ver overtrof. 

En toen uitte de Verhevene deze geïnspireerde woorden: “Versta je het, Kondanna? Waarlijk: Kondanna verstaat het, Vrienden!”

En zo verkreeg de Eerwaarde Kondanna de naam ‘de Weter’—hij die het verstaat; hij die het wéét. 

Nadat Kondanna als eerste de Leer begreep, volgden al vlug ook de andere Vier Gezellen: zien en weten rees in hen op en zij uitten volgende udana:

‘Onwankelbaar is onze bevrijding. Dit is onze laatste geboorte. Nu is er geen wedergeboorte meer.’  

Dit is een uiterst belangrijke tekst. Méér dan een gewone herhaling waard.

En terwijl de uitleg over de Vier Edele Waarheden door de Verhevene uitgelegd werd, verscheen in de Eerwaarde Kondanna het zuivere en onbezoedelde weten van het Dhamma-oog: “Alles wat onderhevig is aan ontstaan, is onderhevig aan vergaan”. (54)

Het ‘zuivere en onbezoedelde weten van het Dhamma-oog’ is anicca. De enige échte werkelijkheid—de wérkelijke aard van de dingen—is vergankelijkheid. Onbestendigheid. 

De Boeddha zegt: observeer het Proces van ontstaan en vergaan van alle dingen. Kijk ernaar. Kijk naar dit Proces. Dit eeuwige proces waar alle verschijnselen aan onderhevig zijn. Observeer deze eeuwige, universele natuurwet (P. Dhammo sanantano) van verandering, van mutatie. Maar waar niets verloren gaat. Enkel wijzigt, permanent wijzigt. (55) 

Ik herhaal het omdat het zó belangrijk is: Observeer anicca. Zie hoe ‘Alles wat onderhevig is aan ontstaan, onderhevig is aan vergaan’. 

Dit is het zuivere en onbezoedelde weten van het Dhamma-oog.

Belangrijke opmerking: vlak vóór zijn sterven, herhaalt de Boeddha deze boodschap. Anicca vormt dus Boeddha’s proloog én epiloog. 

Zijn laatste woorden:

Monniken, luister aandachtig, ik zeg jullie: Laat enkel de Dhamma-Vinaya [de Leer en de Discipline] die ik jullie geleerd heb jullie Leraar zijn. Alles wat de mens bezielt, is aan vergankelijkheid onderhevig. Streef niet aflatend!  

De Boeddha zegt hier dus: beperk je tot datgene wat ik jullie geleerd heb. Observeer dit. Zoals ik het jullie geleerd heb. Je moet er zelf geen interpretaties aan geven. Kijk gewoon aandachtig en gelijkmoedig naar wat ik geleerd heb. Dat is voldoende.

De Boeddha wijst direct naar het essentiële: 

Vaya dhamma sankhara, appamadena sampadetha—Ik zeg jullie: alles wat de mens bezielt, is aan vergankelijkheid onderhevig. Streef niet aflatend!

Alles wat de mens bezielt is aan vergankelijkheid onderhevig. Duidelijk gezegd: observeer anicca + realiseer dit proces in jezelf. Realiseren staat voor herkennen (P. pariyatti), erkennen door beoefening (P. patipatti) en er één mee worden (P. pativedha).

Streef niet aflatend: maak gebruik van alle hulpmiddelen die er zijn om dit te realiseren. De Boeddha zelf stelt ons hiervoor een schitterend instrument ter beschikking: satipatthana = de Vier Velden van Opmerkzaamheid. De Boeddha noemt dit ‘een ongeëvenaarde weg’ (P. ekayana magga). 

Vervolgens geeft de Dhammacakkappavatana Sutta een (later toegevoegde) lyrische beschrijving hoe het Dhamma-wiel, dat door de Boeddha in gang gezet werd, ❛ door geen enkele monnik, priester, god, Mara, Brahma, of door wie dan ook gestopt kan worden. En dus op dat moment, op dat eigenste ogenblik, rees die kreet omhoog tot aan de Brahma-werelden. En het tienduizendvoudige wereldsysteem schokte, trilde en beefde, en een prachtig onbegrensd licht verscheen in de wereld, wat de schittering van de goden ver overtrof.

En toen uitte de Verhevene deze geïnspireerde woorden

Versta je het, Kondanna ? Waarlijk: Kondanna verstaat het, Vrienden!

En zo verkreeg de Eerwaarde Kondanna de naam ‘de Weter’—hij die het verstaat; hij die wéét. 

Nadat Kondanna als eerste de Leer begreep, volgden al vlug ook de andere vier gezellen: zien en weten rees in hen op en zij riepen luid: 

Onwankelbaar is onze bevrijding. Dit is onze laatste geboorte. Nu is er geen wedergeboorte meer.  

__________

(1) Tot op heden vergt deze tocht een weinig comfortabele dagreis van 8 uur met een moderne reisbus.

(2) Thich Nhat Hahn, (2013), In de voetsporen van de Boeddha, p. 123

(3) Baets, Andre, (2021), De timmerman en een monnik—dispuut over de Dhamma’, Boeddhistisch Dagblad, dd. 28 december 2021

(4) Wat trouwens ook bevestigd wordt wanneer men de Rahula Walpola-declaratie erop naleest, de gemeenschappelijke verklaring van overeenkomst tussen het Theravada en het Mahayana.

(5) De Middenweg is het pad waar de beoefenaar in balans is met zichzelf én met het proces dat het bestaan dirigeert. In harmonie zijn is beseffen dat dualiteit nooit een dwingende optie is. Het besef dat er op elk moment een verbindend alternatief bestaat. Hoe stringent ook een dwingende keuze zich soms aan de beoefenaar lijkt op te dringen. Bij aandachtig toezien rijst altijd spontaan een harmonische uitkomst op uit de immense ruimte. Zonder persoonlijke voorkeur. Zonder persoonlijke afkeer. Zonder de stringente onwetendheid van een geconditioneerd ‘ik’. 

(6) Majjhe Sutta, Anguttara Nikaya

(7) Voor een uitgebreide analyse van de Majjhe Sutta verwijs ik naar het artikel van Kumara, Sanjeewa, Vijitha, (2016), Buddhist Teachings About the Middle: A Critical Study of the Majjha Sutta of the Anguttara Nikaya, Prajna Vihara, Vol. 17, #2, July-December 2016 p. 1-19

(8) Het Pali-begrip ‘nirodha’ wordt meestal vertaald als ‘beëindiging, stopzetting’,

(9) Bodian, Stephan, (2008), Tricycle Magazine, Encountering the Gateless Gate, Summer 2008

(10) Dhatu-Vibhanga Sutta, Majjhima Nikaya 140

(11) Dhammacakkappavattana Sutta, Samyutta Nikaya 56.11 — cfr. infra.

(12) Analayo, Bhikkhu, (2012), Satipatthana – de directe weg naar bevrijding p. 269 — ‘Wat de eerste edele waarheid duidelijk maakt is, dat al deze vormen van dukkha bij kritische onderzoeking zijn terug te voeren op het fundamentele vijfvoudige vasthouden aan het bestaan door middel van de geledingen [khandha’s].’

Voor een uitgebreide bespreking van de khandha’s, zie: Payutto, Phra, Prayudh, (1995), Buddhadhamma. Natural Laws and Values for Life p. 53 e.v.

(13) Zie: Kahn, Andrus, (2012), The Concept of Dukkha in Theravada Buddhism, Mahachulalongkornrajavidyalaya University, Ayutthaya, Thailand

(14) Ricard, Matthieu, (2002), De Monnik En De Filosoof – gesprekken over boeddhisme en het westerse denken.

(15) Onbevredigend = niet bevredigd worden, namelijk: niet krijgen wat je begeert.

(16) Ricard, Matthieu, (2002), De Monnik En De Filosoof – gesprekken over boeddhisme en het westerse denken.

(17) Brahm, Ajahn, (2011), The Art of Disappearing. The Buddha’s Path to Lasting Joy p. 1

(18) Alle verschijnselen, fenomenen, dingen (P. dhamma’s) zijn afhankelijk van ontelbare oorzaken (P. hetu’s) en voorwaarden (P. paccaya’s) voor hun ontstaan, bestaan en vergaan.

(19) Analayo, Bhikkhu, (2012), Satipatthana – de directe weg naar bevrijding p. 269 

(20) ‘denken’: vasthouden aan onze opinies.

(21) Koster, Frits, (2005),  Het Web van Wijsheid p. 115 en ook p. 30 e.v. 

(22) Osho, (2014), Moving into the Unknown, p. 85 — ‘So Buddha says, if you look into your past lives and you see again and again that you are clinging with life, clinging with lust, ambition, ego, greed, jealousy, possessiveness—those are the ways you have been coming in again and again. Those are the ways to go out. If greed is the way to come in, no-greed is the way to go out. If ego is the way to come in, no-ego is the way to go out. If lust, desire, passion is the way to come in, then no-passion, no-desire or desirelessness is the way to go out.’

(23) Libbrecht, Ulrich, (2017), Stilte, p. 33

(24) Brahm, Ajahn, (2011), The Art of Disappearing. The Buddha’s Path to Lasting Joy p. 52

(25) Thanissaro, Bhikkhu, (2008), The Paradox of Becoming 

(26) ‘opnieuw en opnieuw’ punappunam (P.). De oorzaak van het lijden komt nog het meest duidelijk en schrijnend tot uiting in de Wet van Afhankelijk Ontstaan (P. paticca samuppada).

(27) Batchelor, Stephen, (2013), Boeddhisme zonder geloof, p. 104-105

(28) Osho, (2012), The Perfect Way p. 17

(29) Zie: de ‘Vuurrede’ of de ‘Vuurpreek’ van de Boeddha, Aditta-pariyaya Sutta, Samyutta Nikaya 35.28 

De Vuurrede is een herdefiniëring van het vedische vuurritueel door de Boeddha. Voor de Boeddha was het vedische vuurritueel een nutteloze, mechanisch-vormelijke ‘puja’ (*), zonder inhoud. Hij gebruikte dit, bij de toenmalige bevolking erg bekende ritueel, om de Dhamma aanschouwelijk te verduidelijken. 

De Boeddha was geen voorstander van uiterlijke aanbidding: ‘Niet zo, Ananda, wordt de Tathagata gerespecteerd, (**) vereerd, gewaardeerd, aanbeden en geëerd in de hoogste graad. Maar, Ananda, of het een bhikkhu of bhikkhuni, upasaka of upasika is die de Leer penetreert, oprecht in de Leer leeft, in het Pad van de Leer leeft; het is door hen dat de Tathagata gerespecteerd, vereerd, gewaardeerd, aanbeden en geëerd wordt in de hoogste graad’.

Voor de Boeddha zijn er twee soorten van aanbidding: op een materiële wijze (P. amisa puja) en door beoefening van de Dhamma (P. Dhamma puja). De Dhamma puja is voor de Boeddha de meest waardevolle van de twee. 

(*) ‘puja’ (P. en Skr.): (1.) Eer, respect, hulde; (2.) aanbidding, gewijde inachtneming, gewijde offerande; ritueel offer; ook offers aan monniken en nonnen. Het is een ritueel, uitgevoerd vanuit devotie (Skr. bhakti) naar de godheid.

(**): respect = (P. garava): in het boeddhisme zijn er zes objecten die respect verdienen: de Boeddha; de Dhamma; de Sangha; de beoefening, de training (P. sikkhaya); de (kwaliteit van de) ijver die de yogi aan de dag legt (P. appamada) en de (kwaliteit van de) vriendelijkheid en gastvrijheid (P. patisanthare).

Voor meer details zie: Sangiti Sutta, Digha Nikaya 33

(30) Koning Bimbisara van Magadha wordt in de sutta’s op verschillende plaatsen vermeld als één van de eerste volgelingen van de Boeddha. Het is ook Bimbisara die het Veluvana (het Bamboebos) in Rajagaha ter beschikking stelt voor de Boeddha en de Sangha. Het Veluvana is de eerste Sangha-residentie en ook de plaats waar—na het Jetavana—de meeste sutta’s door de Boeddha werden uitgesproken. De favoriete meditatieplek van de Boeddha in Rajagaha was de Gierenpiek. In de omgeving van Rajagaha (meer bepaald in de omgeving van de Satapanni-grot) vond het eerste Boeddhistische Concilie plaats waar de teksten van de voordrachten werden gedeclameerd door Sariputta en de Vinaya door Upali. De Satapanni-grot was eveneens de plaats waar Sariputta tot ontwaken kwam.

(31) Uruvela, Nadi en Gaya Kassapa.

(32) aggihutta (P.) aggi+hutta: aggi = vuur; hutta = offeraar, aanbidder.

(33) Atthakatha = commentaren. Een eerstehands commentaar in het Pali op een tekst van de boeddhistische canon.

(34) Hij realiseert de bevrijding in zichzelf.

(35) ‘magga brahmacariya’ (P.): dit is het ‘heilige’ leven dat voortspruit uit de ontwikkeling van het Achtvoudige Pad (P. ariya atthangika magga).

(36) ‘katam karniyam’ (P.): dit slaat op de realisatie door de beoefenaar van de Vier Edele Waarheden (P. cattari ariya saccani), d.i.: het begrijpen van het lijden (P. dukkha sacca); het loslaten van de oorzaak van het lijden (P. samudaya sacca); het realiseren van de beëindiging van het lijden (P. nirodha sacca) en het cultiveren van het pad dat leidt naar de beëindiging van het lijden (P. magga sacca).

(37) ‘naparam itthattaya’ (P.): dit is de complete uitdoving van alle ‘worden’ door de yogi. Het vuur van ‘worden’ (P. bhava) krijgt geen brandstof meer. Anders verwoord als een metafoor: het ‘ik’ wordt niet ‘weder’-geboren.

(38) ‘tiratana’ (P.): de Drie Juwelen: de Boeddha, de Dhamma en de Sangha. 

(39) Bevrijding uit de kringloop van samsara, bevrijding uit het eeuwige ‘worden’.

(40) samsara: Syn.: anamatagga: letterlijk: ‘zonder begin en zonder einde’. Het is een epitheton voor samsara.

(41) De Boeddha nodigde iedere leerling uit om deze ware aard zélf te ontdekken, zélf experiëntieel te ervaren ‘neem niets aan voor wáár voordat je het zelf onderzocht hebt’ (Kalama Sutta). 

(42) ‘Tisso sikkha’:de drievoudige, sequentieel opgaande trainingsmethode: moraliteit (P. sila): de beheersing van lichaam en spraak; concentratie (P. samadhi): de beheersing van de geest en wijsheid (P. panna): inzicht in de ware aard van de dingen.

(43) ‘juist’ vert. van ‘samma’, in de betekenis van ‘zuiver’; ‘zoals het hoort te zijn’.

(44) Koster, Frits, (1999), Bevrijdend Inzicht p. 33-34

(45) In de oude tradities van de Indiase filosofie en jurisprudentie, noemde men een lijst waarin men alle mogelijke combinaties van twee varianten achter elkaar opsomt, een ‘wiel’ (P. cakka). Vandaar de benaming van deze sutta: Dhamma-cakka betekent ‘Dhamma Wiel’: het is een verwijzing naar deze lijst van 12 mogelijke toestanden. Het heeft daarnaast ook een meer bekende en krachtige symbolische betekenis: een Wiel van Waarheid dat in beweging gezet is en door niemand meer gestopt kan worden.

(46) Dhammacakkappavattana Sutta, Samyutta Nikaya 56.11

(47) Let op de wetenschappelijke onderbouw én het Vrij Onderzoek naar waarheid van 2.600 jaar terug. Vergelijk dit met de arrogante dogmatiek van de monotheïstische slavenreligies. Niet in een ver verleden, maar in het heden.

(48) Dhammacakkappavattana Sutta, Samyutta Nikaya 56.11

(49) Ibid.

(50) Ibid.

(51) De vereisten, de kwaliteiten, die nodig zijn om een Boeddha te worden staan opgesomd in de Maha Sihanada Sutta, Majjhima Nikaya 12.

(52) Er zijn in het verleden meerdere Boeddha’s verschenen die dezelfde Leer hebben ontdekt, maar deze bezaten niet de capaciteit om de Leer ook daadwerkelijk te verkondigen. Ofwel omdat zij niet beschikten over de faculteit om te onderwijzen; ofwel omdat er geen volgelingen waren om de leer aan door te geven.

(53) Mahaparinibbana Sutta, Digha Nikaya 16

(54) in deze 10 woorden is de Dhamma gecondenseerd samengevat. 

(55)  Maar observeer eveneens de illusie, de leugen die ontstaat wanneer men de realiteit dogmatisch probeert te verankeren, te vergrendelen.