In het theravada-boeddhisme is ‘samadhi‘ een term die verwijst naar een diepe staat van meditatieve concentratie en mentale éénpuntigheid. Samadhi is één van de drie pijlers van de boeddhistische beoefening, naast ‘sila‘ (ethiek of morele zuiverheid) en ‘panna” (wijsheid of inzicht).
Samadhi houdt in dat de geest volledig gefocust en geabsorbeerd is in het huidige moment, vrij van afleidingen en verstrooiing. In deze toestand wordt de mentale energie sterk geconcentreerd en gestabiliseerd, waardoor de geest buitengewoon helder en kalm wordt.
Eén van de meest bekende beoefeningen om samadhi te ontwikkelen is concentratiemeditatie (samatha), waarbij beoefenaars hun aandacht richten op één enkel object, zoals de ademhaling, een mantra of een visualisatie. Naarmate de concentratie verdiept, kunnen verschillende meditatieve niveaus of absorptiestaten (jhana’s) bereikt worden. Deze jhana’s zijn gradaties van samadhi die variëren in de mate van mentale helderheid, kalmte en gelukzaligheid.
Samadhi is belangrijk op het boeddhistische pad omdat het een stabiele geest creëert die nodig is voor diepgaand inzicht (panna) en het overwinnen van lijden (dukkha). Met een geconcentreerde geest kunnen beoefenaars de aard van de werkelijkheid met diepte en helderheid onderzoeken, en zo de oorzaken van lijden begrijpen en uiteindelijk bevrijding (nibbana) bereiken.
Kortom, samadhi in het theravada-boeddhisme verwijst naar de ontwikkeling van diepe meditatieve concentratie en éénpuntigheid, wat cruciaal is voor spirituele vooruitgang en het bereiken van inzicht en bevrijding volgens de boeddhistische leer.