In het boeddhisme wordt sceptische twijfel (P. vicikiccha) beschouwd als een belemmering voor het directe, ongefilterde en onbezoedelde ervaren van de realiteit. Twijfel is één van de Vijf Hindernissen (P. panca nivarana) die de beoefenaar verhinderen om tot ontwaken te komen. De andere vier hindernissen zijn: zintuiglijk verlangen en hebzucht (P. kamacchanda); slechte wil, boosheid, irritatie, aversie, en kwade bedoelingen (P. vyapada); luiheid en traagheid van geest (P. thina-middha); en rusteloosheid en piekeren (P. uddhacca-kukkucca).
Twijfel is een diepgaande kwaal die het zelfvertrouwen van de dhammanuvatti aantast en zijn meditatiebeoefening belemmert. Twijfel staat het helder begrijpen van de waarheid en de spirituele ontwikkeling van de beoefenaar in de weg en hindert elke spirituele vooruitgang.
Dit betekent echter niet dat er geen ruimte is voor vragen en onderzoeken zolang de beoefenaar nog niet alles helder ziet of begrijpt. Dit maakt de Boeddha duidelijk in de Kalama Sutta.
De leer van de Boeddha heeft niets te maken met dogmatisch geloof. Het verplichten om iets te geloven of aan te nemen zonder het te begrijpen, leidt nooit tot wijsheid (P. panna). Wijsheid gaat over het direct waarnemen en ervaren van wat wáár is.
De boeddhistische leer gaat over ‘zien’ en ‘begrijpen’—janami passami (P.). Dit begrip verwijst naar het innerlijk weten en ervaren van de waarheid, wat een diep inzicht en directe waarneming van de realiteit betekent. Dit wordt ‘paccakkha nana’ (P.) genoemd—direct inzicht of onmiddellijk weten, ‘experiëntieel weten’. Het is inzicht of wijsheid die niet afhankelijk is van leringen of tussenkomst van anderen, maar gebaseerd op persoonlijke ervaring en directe waarneming. (*)
Twijfel wordt in het boeddhisme niet als een zonde beschouwd. ‘Zonde’ bestaat niet in het boeddhisme; er is enkel onwetendheid. De wortels (P. mula) van alle kwaad zijn onwetendheid (P. avijja) en verkeerde inzichten (P. miccha ditthi).
Wat betekent ’twijfel’ concreet?
Sceptische twijfel omvat twijfel over fundamenteel belangrijke zaken zoals de Drie Juwelen (Boeddha, Dhamma, en Sangha), de noodzaak van de morele precepten (P. panca sila), de wet van kamma, voorwaardelijk ontstaan (P. paticca samuppada), en de drie karakteristieken van alle geconditioneerde dingen (P. tilakkhana).
Vicikiccha ondergraaft ook de yogi zélf, namelijk: twijfel over zichzelf (doe ik de meditatie wel goed? versta ik alles wel duidelijk?); twijfel over de gebruikte meditatiemethode; twijfel over de leraar (is de leraar bekwaam om de methode goed uit te leggen? verstáát de leraar wel de uiterst specifieke situatie waarin ‘ik’ me bevind?). Vicikiccha omvat ook diepgaande twijfel en een verkeerde mening hebben over zichzelf: wie ben ‘ik’; wie was ‘ik’; wie zal ‘ik’ in de toekomst zijn?
Twijfel ontstaat wanneer de geest belast is met onzekerheid en aarzeling. Wanneer twijfel doorbroken wordt, kan de geest rusten in vertrouwen. In het boeddhisme wordt ‘vertrouwen’ geassocieerd met het Pali-woord ‘saddha’. Vertrouwen verwijst naar een innerlijke houding van acceptatie van het voortdurende proces van verandering en transformatie dat inherent is aan het leven.
Binnen het boeddhisme betekent vertrouwen geen blind geloof in doctrines, maar een diep, existentieel vertrouwen in het proces van ontwaken en de inherente wijsheid van het bestaan. Het gaat om het ontwikkelen van helder begrip en diep inzicht uit persoonlijke ervaring. Vertrouwen betekent concreet: vertrouwen in het pad van bevrijding, de beoefening van meditatie en de mogelijkheid tot ontwaken.
Dit vertrouwen stelt de beoefenaar in staat om met openheid en acceptatie in het huidige moment te rusten, zonder twijfel en aarzeling. Dit ‘rusten’ staat voor ‘verblijven’ in een staat van bewustzijn die open, helder en niet-bevooroordeeld is. In deze staat observeert de beoefenaar wat er gebeurt zonder erin verstrikt te raken. Dit open gewaarzijn stelt hem in staat om met kalmte en helderheid op situaties te reageren.
Het antidotum voor vicikiccha is juiste aandacht (P. samma sati). Door juiste aandacht ontwikkelt de beoefenaar een helder inzicht in de ware natuur van de dingen (P. tilakkhana). Wanneer de tilakkhanagelijkmoedig (P. upekkha) benaderd wordt, ontwikkelt zich wijsheid (P. panna) en mededogen (P. karuna). Wijsheid neemt elke twijfel weg. Mededogen verbindt ons met de anderen en bevordert innerlijke vrede.
_______
(*): De boeddhistische leer draait om ‘zien’ en ‘begrijpen’—jānāmi passāmi (P.). Dit begrip verwijst naar het innerlijke kennen en ervaren van de waarheid, wat een diep inzicht en directe waarneming van de realiteit betekent.
Echt inzicht betekent begrijpen dat er geen ‘directe waarneming van de realiteit’ is, omdat de realiteit (i.c. de totaliteit van alle fenomenen) geen ultieme bestaanswijze heeft (alleen conventioneel/onderling afhankelijk bestaan). Daarom is er uiteindelijk niets om te kennen, omdat er niets is dat een ultiem bestaan heeft. Dit is precies de betekenis van leegte (gebrek aan intrinsiek/wezenlijk/ultiem bestaan) en de leegte van leegte (dit gebrek aan ultiem bestaan is een ontkenning en de ontkenning is afhankelijk van het fenomeen waarover de uitspraak wordt gedaan—het is ook wederzijds afhankelijk/conventioneel).