SILA

In het theravada-boeddhisme is ‘sila’ een Pali-term die vertaald wordt als ‘ethiek’, ‘morele zuiverheid’ of ‘morele discipline’. Silaverwijst naar de ethische aspecten van het boeddhistische pad en vormt samen met concentratie (P. samadhi) en wijsheid (P. panna ) de drie pijlers van de boeddhistische beoefening.

Morele zuiverheid betreft het naleven van ethische regels en de ontwikkeling van deugdzaam gedrag. Dit omvat het vermijden van schadelijke handelingen en het cultiveren van positieve eigenschappen. 

Het theravada kent vijf belangrijke voorschriften voor lekenbeoefenaars, die bekend staan als de ‘Vijf Voorschriften’ (P. panca sila).

Deze voorschriften zijn:

  1. Onthouding van het doden van levende wezens.
  2. Onthouding van stelen.
  3. Onthouding van seksueel wangedrag.
  4. Onthouding van liegen.
  5. Onthouding van het gebruik van bedwelmende middelen (alcohol en drugs).

Het volgen van deze voorschriften helpt bij het cultiveren van morele zuiverheid en ethisch gedrag. Het doel van sila is het verminderen van negatief karma, het creëren van positief karma en het bevorderen van een harmonieuze samenleving.

Sila is de basis waarop de beoefening van concentratie en wijsheid gebouwd wordt. Het wordt beschouwd als een belangrijke voorbereidende stap op het boeddhistische pad naar bevrijding (P. nibbana). Door het volgen van morele zuiverheid kunnen beoefenaars een rustige en heldere geest ontwikkelen, wat hen in staat stelt diepere meditatieve staten te bereiken en dieper inzicht in de werkelijkheid te verwerven.