VERLANGEN (P. taṇhā)

Een naarstige dhammanuvatti vraagt me om volgende tekst uit te leggen: ❛Wanneer je wilt veranderen, kan je niet veranderen. Stop dat ‘willen’. Stop dat verlangen. Stop dat ‘worden’.❜

In het boeddhisme wordt verlangen (P. taṇhā) als één van de voornaamste oorzaken van lijden (P. dukkha) beschouwd. Verlangen, in welke vorm dan ook, creëert een innerlijke spanning en ontevredenheid omdat het ons steeds naar iets anders doet streven dan wat er NU is. Wanneer je probeert te veranderen vanuit een sterk verlangen naar een andere zijnsstaat, wordt die verandering belemmerd door het verlangen zelf. Dit komt doordat verlangen je vastzet in een cyclus van gehechtheid en ontevredenheid, wat de werkelijke innerlijke transformatie moeilijk en zelfs onmogelijk maakt.

Gelijkmoedigheid (P. upekkhā) is een ander belangrijk concept in het boeddhisme. Het betekent dat je dingen benadert zonder gehechtheid of afkeer, wat leidt tot innerlijke rust en harmonie.

Door het ‘willen’ en het verlangen naar verandering los te laten, ontstaat er een ruimte waarin natuurlijke verandering plaats kan vinden, zonder de weerstand die ontstaat door verlangens en gehechtheid. Deze gelijkmoedigheid laat je toe om te veranderen op een manier die vloeiend en zonder spanning verloopt.

‘Worden’ (P. bhava) verwijst naar het constante streven om iets anders te zijn dan wat je op dit moment bent. Dit voortdurende proces van ‘worden’ wordt in het boeddhisme gezien als een bron van lijden omdat het je in een staat van permanente ontevredenheid houdt. Door te stoppen met het verlangen naar ‘worden’, bevrijd je jezelf van de cyclus van lijden en kom je dichter bij een staat van ‘zijn’ zoals het is, zonder de drang om constant iets anders te willen zijn. Dit loslaten betekent niet dat je stopt met groeien of ontwikkelen, maar dat je deze processen zonder gehechtheid of drang naar resultaat benadert.

Uiteindelijk wijst de tekst op het idee dat ware verandering en verlichting (P. nibbāna) niet bereikt kunnen worden door ernaar te streven. In het boeddhisme wordt vaak gezegd dat verlichting zich voordoet wanneer je stopt met zoeken naar verlichting. Door het loslaten van verlangen en het stoppen met het najagen van een toekomstige staat van zijn, creëer je de ruimte voor een natuurlijke en spontane overgang naar een staat van verlichting.

In deze zin benadrukt de tekst dat ware verandering voortkomt uit loslaten, acceptatie van het huidige moment, en een afwezigheid van gehechtheid aan een gewenst resultaat.