Zes jaar geleden pelgrimeerde ik gedurende zes weken met een kleine internationale groep gevorderde vipassana-yogi’s in Majjhimadesa—het Middenland waar de Boeddha geboren werd, waar hij tot Zelfrealisatie kwam, waar hij predikte en tenslotte het parinibbana bereikte.
Op de plaats waar de Boeddha gedurende vijf jaar ascetisch leefde in de Mahakala-grotten, vóór zijn ontwaken in Bodhgaya, noteerde ik in mijn dagboek:
“ Khushi M., één van de yogi’s van mijn reizende sangha, zet zich plots—spontaan en compleet onaangekondigd—met gekruiste benen en rechte rug, als een buddha-to-be, in meditatiehouding op het platform van de Durga-devale. Het dakterras projecteert de onmetelijke, haast wezenloze vlakte die zich vóór het Dungeshwari-gebergte ontvouwt. Een vette nevel omhult de lager gelegen bosschages. Het geheel is een uniek etherisch blikveld waar ook Siddhattha zich—tijdens zijn ascetische periode—ongetwijfeld aan gelaafd heeft.
Het vormt het bucolische decor voor een prachtige zendo (1) zonder enige vormelijke opsmuk. Zonder buddharupa. Een hoogst verheven plaats waar een doorwinterde yogi de oneindigheid van ruimte, van bewustzijn, van nietsheid en van noch-voorstelling-noch-geen-voorstelling kan beschouwen.(2)
Met gesloten ogen priemt Khushi’s licht als een baken door de vallende duisternis. Zoals het een gevorderde yogi betaamt, gaat ze voorbij aan de vormen, aan de geluiden, aan de geuren, aan de smaken, aan het tactiele en aan de gedachten. Met anapana en vipassana als haar paradigma. Snel vertoeft ze in diepe concentratie.
Plots zet een hindoe zich in meditatiehouding achter haar. En nog één… Binnen een korte tijdspanne sluiten zich steeds meer hindoes aan. Ook yogi’s van de reizende sangha schuiven bij. Deze ongekunstelde, spontane, vormloze puja is voor mij een aangrijpende ervaring. De spirituele vibraties zijn haast tastbaar. De kracht die uitgaat van een doorleefde innerlijke eenheid die elke sectaire commotie overstijgt. Een essentie die de Wereld van de Vormen transcendeert. Dit toont aan hoe het werkt wanneer iemand een eerste voorzichtige stap zet. Met diep vertrouwen. Met saddha. Ratthapala achterna.(3)
Na een half uur rijst Khushi op uit haar concentratie. Sierlijk staat ze op. Met die unieke elegantie die Indische vrouwen kenmerkt. Iedereen staat rustig recht. Er wordt eerbiedig gegroet, de handen tegen elkaar, handpalmen samen, de vingers naar boven gericht. Devoot buigend. Uit respect voor het licht dat zich in ieder bevindt. Mekaar groetend op de wijze zoals deva’s elkaar—conform de overgeleverde, eeuwenoude Veda-teksten—onderling verwelkomen. Namasté.”
__________
(1) ‘zendo’ (Jap.): een ruimte voor boeddhistische meditatie.
(2) de arupa-jhana’s. De laatste twee arupa-jhana’s—respectievelijk ‘nietsheid’ en ‘noch-voorstelling-noch-geen-voorstelling’ leerde Siddhattha van zijn leermeesters Alara Kalama en Udakka Ramaputta, maar deze diepe meditatieve staten brachten hem geen bevrijding uit dukkha.
(3) Thera Ratthapala was vooral gekend voor zijn immens vertrouwen (P. saddha). Zie: Ratthapala-Sutta, Majjhima-Nikaya 82