Vraag:
❛ Wat is een kalpa? ❜
Antwoord:
Een kalpa (Skr.), (synoniem: aeon), is een relatief lange periode (haast onbevattelijk voor menselijke begrippen) in de hindoeïstische en boeddhistische kosmologie. In het algemeen is een kalpa de (tijds)periode tussen het ontstaan en het opnieuw ontstaan van een wereld of universum.
Het kalpa-concept werd voor het eerst uitgewerkt in de Mahabharata, het omvangrijke religieuze en filosofische epos van antiek India. Generaliserend (en heel kort door de bocht) kan men stellen dat het brahmanisme, de voorloper van het hindoeïsme, de wereld beschouwde als een cyclisch gegeven. Deze cyclische veranderlijkheid manifesteerde zich in cycli van kalpa’s. Brahman fungeerde als de pivoterende as in deze cyclus door te ontsnappen aan deze veranderlijkheid. Een kalpa wordt aanzien als één dag van Brahman, en één dag van Brahman bestaat uit duizend cycli van vier yuga’s of tijdperken: Satya Yuga, Treta Yuga, Dvapara Yuga en Kali Yuga. Aan het einde van het laatste tijdperk, Kali Yuga keert het universum terug naar Satya Yuga om vervolgens opnieuw de neergang te starten. De neergang van Satya Yuga naar Kali Yuga wordt gekarakteriseerd door een steeds verdergaande achteruitgang van ethiek en inzicht.
Maar wat heeft een kalpa te doen met de leer van de Boeddha?
Siddattha Gotama was, net als ieder mens, een kind van zijn tijd. Hij hanteerde voor het propageren van zijn leer begrippen en metaforen die in zijn tijdsgewricht opgeld maakten en voor de meesten erg bekend voorkwamen. Om zijn inzichten kenbaar te maken ‘gebruikte’ hij deze begrippen, maar ‘herdefiniëerde’ ze en gaf er een eigen betekenis aan. Voorbeelden hiervoor zijn legio in de sutta’s. Zo herdefiniëerde hij het begrip ‘brahmaan’ op een meesterlijke wijze (zie het laatste hoofdstuk van de Dhammapada). Maar dat deed hij voor tal van andere begrippen, o.m. voor ‘wedergeboorte’. En ook voor ‘kalpa’.
Wanneer de Boeddha het begrip ‘kalpa’ gebruikte was dat om aan te geven dat de duur van alle materiële verschijnselen beperkt is. Net zoals het hele materiële universum in zijn bestaan gelimiteerd is. Vergankelijkheid—Anicca— vormt immers de kern van de leer van de Boeddha: alles wat tot ontstaan komt, zal vergaan. Niets bestaat eeuwig. Niets is stabiel. Niets bezit een eeuwig ‘zelf’. Niets bezit een ‘ziel’. Anatta.
Onthou vooral de diepere betekenis van het begrip ‘kalpa’, namelijk dat in het ruime tijdsbestek van elke kalpa goden, net als mensen en net als alle andere verschijnselen uiterst efemere en voorbijgaande manifestaties zijn en blijven. In de Mahapadana Sutta (Digha Nikaya 14) verhaalt de Boeddha concreet over de biografieën van enkele Boeddha’s die hem voorgingen, eindigend met de woorden: ‘en in deze gelukkige tijdsperiode ben ik in deze wereld als volledig verlichte Boeddha opgestaan’ (D II.2).
Boeddha Sakyamuni, de Muni, de Verlichte uit de Sakya-clan, wordt dan ook de Boeddha, ‘de Ontwaakte’ van onze tijd (van onze ‘kalpa’) genoemd.