In de Samyutta Nikaya 47:13 zegt de Boeddha:
❛ Wees je eigen eiland. Je eigen toevlucht. Met niemand anders als je toevlucht. Met de Dhamma als je eiland. Met de Dhamma als je toevlucht. Met geen andere toevlucht. ❜
De Boeddha benadrukt dat we onszelf als onze toevlucht (P. tana) (1) moeten nemen. Niemand anders. Zonder hoofd boven ons hoofd. Dat we op onszelf moeten vertrouwen. Onze eigen weg gaan. Dat we onszelf moeten bevrijden van de slavernij van onwetendheid, verlangen en afkeer. Slechts zo kunnen we dukkha vernietigen en innerlijke vrede ervaren.
De Boeddha bereikte zijn zelfrealisatie door observatie. Door opmerkzaamheid op een buitengewone, veredelde manier—ijverig, energiek, met geestdrift (P. atapi); met helder begrip en diep inzicht in de vergankelijkheid (P. sampajana); met penetrerende aandacht (P. satima) en gelijkmoedig aanvaardend—‘vrij en onthecht van werelds verlangen en afkeer’ (P. vineyya loke abhijjha-domanassa) (2).
De Boeddha geeft in de sutta’s van de Pali-canon duidelijk aan wáár de beoefenaar—de dhammanuvatti—zijn aandacht moet naartoe gaan:
❛ In dit lichaam, één meter en tweeëntachtig centimeter lang, met al zijn zintuiglijke indrukken, gedachten en ideeën, ligt de wereld besloten, de oorsprong van de wereld, het einde van de wereld en evenzeer de weg die leidt naar de beëindiging van de wereld. ❜
Zelfonderzoek staat synoniem voor het beoefenen van de weg.Het komt erop neer dat je jezelf en de werkelijkheid steeds beter leert kennen. De Tathagata zegt dat de enige mogelijkheid om tot Zelfrealisatie te komen erin bestaat om jezelf te bestuderen. Jezelf door-en-door te leren kennen. Om daarna dit ‘zelf’ te vergeten. Aandachtig. Alert. Mindful. Gevestigd in opmerkzaamheid. Satipatthana. Om door deze ongeëvenaarde methode van naakte, persoonlijke ervaring, tot ontwaken te komen. Wakker te worden.
In dit lichaam en in deze geest wordt bevrijding en innerlijke rust gerealiseerd. In de openheid van dít moment. Van elk moment. En niet in de geconditioneerde droomwereld van de vormen, de percepties, de gewaarwordingen, de sankhara’s en het bewustzijn. Niet in onze zelf-gecreëerde verhalen en drama’s van elke dag. Het is juist in onze meditatiebeoefening dat we ons niet-oordelende bewustzijn gebruiken om aandachtig (P. sati) in contact te komen met alles wat er in ons lichaam beweegt (fysisch); met onze gewaarwordingen (mentaal); met wat zich in onze geest en in onze geestinhoud afspeelt, zonder er onze zelf-verzonnen verhalen en drama’s aan toe te voegen. Dit is gelijkmoedigheid (P. upekkha). De vrijheid om niet te interfereren, om niet te reageren. De vrijheid om énkel gelijkmoedig, aanvaardend te observeren wat zich op élk moment aan ons presenteert.
______
(1): toevlucht → tana (P.): de schuilplaats, het toevluchtsoord, het eiland, de vluchtheuvel van innerlijke vrede die Dhamma ons biedt. Toevlucht nemen is (voor mij althans) in de eerste plaats een ‘dhammanu’ worden—iemand die de Dhamma in zichzelf realiseert. Toevlucht nemen is geen vluchtweg, geen ontsnappingsroute. Integendeel. Het is ons verankeren in de natuurwet die bepaalt dat alles wat ontstaat zal vergaan. Toevlucht ontstaat automatisch in de verbinding met het ‘proces’, met de flow van het ontstaan en vergaan van de verschijnselen (wijzelf in de eerste plaats). Dit is de toevlucht die tot bevrijding leidt. Die ons tot de Boeddha, de Dhamma en de Sangha voert.
‘Toevlucht nemen’ is niet specifiek boeddhistisch. Toevlucht nemen wordt ook vermeld in de Upanishads (Svetasvatara Upanishad – VI.18), maar in de brahmanistische optiek staat het duidelijk voor bescherming zoeken en zich onder het gezag plaatsen van Brahman—de personificatie van de ultieme, onveranderlijke werkelijkheid.
De Boeddha herdefinieert dit ’toevlucht zoeken’. De Boeddha zegt héél duidelijk dat de dhammanuvatti zijn eigen toevlucht moet zijn (zijn eigen eiland; zijn eigen licht). Nog duidelijker: de Boeddha zegt dat vertrouwen stellen op externe bescherming de beoefenaar afwendt van het juiste pad. De dhammanuvatti moet zijn eigen beschermer zijn.
(2): Atapi. Sampajano. Satima. Vineyya loke abhijjhadomanassa zijn de sleutelwoorden van het refrein van de Mahasatipatthana Sutta. Het zijn vier hoedanigheden die de beoefenaar tot aan de stroom brengen. Vier planken die het vlot vormen die hem naar de Andere Oever voeren. Vier facetten ‘die hem helpen om vaardig te navigeren in onbekend gebied dat compleet buiten al zijn eerdere ervaringen ligt’.Vier dimensies die de ariya-puggala finaal onderscheiden van de puthujjana. Vier competenties die de dhammanuvatti tot zelfrealisatie brengen.