Inzicht in Dhamma vergt géén verwoording, géén visualisatie, géén speculatie, géén inbeelding, geen geloof.
Inzicht in Dhamma—het ‘zien’, het ‘wéten’ (P. janati) van het Proces van Afhankelijk Ontstaan (P. paticca samuppada)—wordt niet verworven door het vereren van boeddhabeelden, noch door het volvoeren van eindeloze reeksen prostraties (het zich op de grond werpen als uiting van eerbied), noch door het circumambuleren (het kloksgewijs in processie rond heiligdommen lopen) van stupa’s.
Wanneer inzicht bij de dhammanuvatti niet tot spirituele transformatie en bevrijding leidt gaat het volkomen voorbij aan de essentie van Dhamma. Slechts wat essentieel is, is de moeite waard. Alles wat decor en decorum is ontmaskert zichzelf op den duur als vals en onwerkelijk. En is de naam ‘inzicht’ niet waard.
Inzicht wordt verworven door het vergankelijke, onbevredigende en zelfloze karakter van de fenomenen (P. tilakkhana) te herkennen, te erkennen en in zichzelf te realiseren.
Op deze manier wordt ontnuchtering en onthechting ontwikkeld (P. nibbida), passieloosheid ontvouwd (P. viraga), kalmte gecreëerd (P. upasama) en innerlijke vrede (P. nibbana) geschapen.
Dit is de beoefening die finaal tot transformatie voert. Voortdurende opmerkzaamheid op de tilakkhana is de enige beoefening die de dhammanuvatti tot bevrijding uit dukkha leidt (P. vimutti).
Konkreet: verlichting, ontwaken, wakker worden, is het zien van de vergankelijkheid, onbevredigdheid en zelfloosheid van alle dingen—met het ‘ik’ op de eerste plaats. Tesamen met de gelijkmoedige acceptatie van dit inzicht (P. upekkha).