In het boeddhisme wordt de eenheid van alles-met-alles beschouwd als Inter-being, als Interzijn, als interconnectiviteit of ‘afhankelijk ontstaan’ (P. paticca samuppada). De grondgedachte achter deze onderlinge verbondenheid is dat alle dingen in de wereld afhankelijk zijn van elkaar, dat ze mekaar onmetelijk beïnvloeden en dat er geen afzonderlijke, ‘vaste’, substantiële op zichzelf staande objecten of individuen bestaan.
Paticca samuppada laat de yogi zien hoe het ontstaan van een verschijnsel leidt tot het vergaan van andere verschijnselen. Hoe het vergaan van een ding de voorwaarde vormt voor nieuwe dingen. Laat hem zien hoe alles één is. Laat hem de symbiose ervaren tussen geboorte en dood. Onverschillig gelijkmoedig. Gelijkmoedig onverschillig. Zonder doodsangst. Laat hem het ‘worden’ (P. bhava) overstijgen. Laat hem wedergeboorte transcenderen. Laat hem samsara vernietigen.
Wij dragen de grond van het onderling verweven zijn met en in ons mee.
Volgens het boeddhisme ontstaat alles uit een multitude van oorzaken (P. hetu’s) en voorwaarden (P. paccaya’s) en is alles onderhevig aan verandering en vergankelijkheid (P. anicca). Alles wat vorm neemt; alles wat vorm heeft; alles wat ‘is’, valt ten prooi aan verandering en vergankelijkheid (P. anicca).
Hierdoor kan er in de zintuiglijke wereld geen sprake zijn van enig permanent, onveranderlijk ‘bestaan’; is er geen stabiel ‘zelf’ en is elk wezen slechts een verzameling van steeds wijzigende processen. Van khandha’s. Van ‘aggregaten van toe-eigening’.
Het boeddhisme gaat ervan uit dat de (verkeerde) waarneming (P. miccha ditthi) van een permanent en onveranderlijk ‘zelf’ dukkha veroorzaakt, omdat het automatisch leidt tot hechting en verlangen. Door helder begrip en diep inzicht in de interconnectiviteit van alles-met-alles, gecombineerd met de aanvaarding van de vergankelijkheid van alles-met-alles, kan de beoefenaar het lijden beëindigen en verlichting bereiken.
Zo worden Interzijn en afhankelijk ontstaan instrumenten voor bevrijding en verlichting. Waarbij allesomvattende liefde voor alles en iedereen het bindende element is.
Wars van elke metafysische benadering voel ik me veilig in de stilte van Inter-zijn. Geborgen. Innerlijk vredig. In die gelukzalige ruimte (P. acalam sukham) waaruit de dingen ontstaan en waarnaar ze—bij het uiteenvallen van de khandha’s—terugkeren. In die ongelimiteerde ‘plaats’ zonder muurtjes. In die ongemanifesteerde potentialiteit. In dit Universele Bewustzijn.
Ongeacht of ze verwoord worden in ‘de taal van het Volledige’ of in ‘de taal van de Leegte’. Ongeacht uit welke interpretatieve hoek ze verschijnen. Ongeacht het voertuig (P. yana) dat ervoor gebruikt wordt. Ongeacht mijn belichaamde ‘zelf’.
Ik wéét: deep down is alles Leegte. Diep in mijn hart is alles Ruimte. Acalam sukham.