De Boeddha is geen profeet. Noch een god. Noch de zoon van een god. Noch een avatar. Noch de incarnatie van iets bovennatuurlijks.
De Boeddha is een mens. Een mens die niet de pretentie in zich droeg om zich voor zijn inzicht te beroepen op de inspiratie van enige externe bovennatuurlijke kracht. De Bhagavat wees al zijn realisaties en verworvenheden toe aan zijn persoonlijke menselijke inspanningen en menselijke intelligentie. Door dit uitgangspunt poneerde hij expliciet de stelling dat uitsluitend een mens een Boeddha kan worden. Dat énkel een mens het vermogen in zich draagt om tot zelfrealisatie te komen wanneer hij dit zélf wil en dit met volharding nastreeft.
Dit is de ultieme bekroning van de mens als zijn eigen meester, zonder dat er enig hoger wezen of hogere instantie bestaat die zijn lot bepaalt. Atta hi attano natho—Ieder is zijn eigen beschermer.
De Boeddha was ‘gewoon’ een mens. Weliswaar een groot Mens. Een Uitzonderlijk Groot Mens. Een Mahapurisa. Een Wijze. Een Muni. Een Leraar. Een Meester. Verlicht. Zelfgerealiseerd. Een Volledig Ontwaakte Edele Mens. Een Sammasambuddha.
De leer van de Boeddha (P. buddhasasana) is dan ook de leer van een Mens. Voor mensen. Voor allen die ‘geen zand op de oogleden hebben’. Het is een Leer voor hen die door aandachtig én gelijkmoedig te ‘kijken’ naar de verschijnselen tot zelfrealisatie willen komen.
Wat een perspectief biedt de Boeddha hier voor de mensheid! Wat een dimensie! Wat een ruimte!
De Boeddha heeft nooit beweerd dat zijn ontwaken een moment was waarin allerlei goddelijke mysteriën aan hem geopenbaard werden.
Toen hij zijn ontwaken beschreef aan de Vijf Asceten in Sarnath, zei hij dat hij een grote vrijheid van hart en geest had ontdekt: de complete bevrijding uit de onvrede (P. dukkha) die elk verlangen (P. tanha) naar iets wat niet met de werkelijkheid overeenstemt met zich brengt. En deze bevrijding noemde hij ‘de smaak van Dhamma.’
Zijn zelfrealisatie heeft hij bereikt door middel van persoonlijke observatie. Door forensisch onderzoek van zijn eigen lichaam en geest. Door trial & error. Door zijn eigen inspanning was hij in staat om zich te bevrijden en tot inzicht te komen. Door zijn mededogen om ons de juiste richting te wijzen. Om ons te duiden waardoor we tot ontwaken kunnen komen. Waardoor we wakker kunnen worden uit onze onwetendheid, verlangen en afkeer.
Deze leer is niet gebouwd op louter ‘van horen zeggen’ van anderen. Wat de Boeddha zegt en leert, heeft hij zélf ervaren. Zijn eigen persoonlijke menselijke ervaring vormt de basis van zijn leer.
Elke dogmatische en sektarische benadering is hem volkomen vreemd. De Boeddha leert uitsluitend ‘Dhamma’. De natuurwet. Het Proces. De dingen ‘zoals ze zijn’. Yatha-bhuta.
En deze realiteit moeten ook wij leren observeren willen we tot bevrijding komen. Zélf. Ieder van ons. Met onze éigen zintuigen. Omdat het een persoonlijke opgave is, een individueel werkpunt, kan de Boeddha slechts de plaats aanwijzen waarnaar we onze zintuigen moeten richten. Door louter te ‘geloven’ wat de Boeddha zegt kunnen we nooit tot ontwaken komen. Kunnen we nooit wakker worden, kunnen we nooit verlichting bereiken. Iets is niet ‘waar’ omdat de Boeddha het zegt. Het is ‘waar’ omdat het met de realiteit overeenstemt. Omdat het correspondeert met het natuurlijk Proces. Omdat het ‘waar’ was in het verleden, ‘waar’ in het heden en in de toekomst ‘waar’ zal zijn.
Naar beoefening toe zegt de Boeddha transparant tegen eenieder die zijn boodschap wil horen het volgende: wil je je van je lijden (P. dukkha) bevrijden, dan moet je mijn voorbeeld volgen.
Hij zegt: kom en kijk (P. ehipassiko) hoe ik het gedaan heb. Kijk Zélf. En beperk je niet tot ‘horen’ alléén (P. suta-maya panna). Beperk je evenmin tot het intellectueel begrijpen van wat ik gedaan en gezegd heb (P. cinta-maya panna), maar volg mijn pad en ervaar zélf hoe mijn leer tot bevrijding en innerlijke vrede leidt (P. bhavana-maya panna). Zélf. Wakker worden als een persoonlijke opdracht.
De Boeddha wees de weg. Hij toonde het pad dat gevolgd moet worden om tot zelfrealisatie te komen. Hij beschreef een uniek pad van ethiek (P. sila), over meditatie (P. samadhi) naar inzicht/wijsheid (P. panna). Het Middenpad (P. majjhima patipada), dat wars is van alle extremen. Het enige wat de Boeddha voor ogen had was ons bevrijden uit ons lijden (P. dukkha). Van die permanente onvrede die we, als mensen, heel ons leven meezeulen.
Hij definieerde dit lijden. De oorzaak ervan. De beëindiging. Alsook de weg die leidt tot de beëindiging. Dit zijn de Vier Edele Waarheden (P. cattari ariya saccani). Dit is het legaat van de Boeddha. Niets meer maar ook niets minder. Een levensopdracht.