De Boeddha was geen dromer. Hij baseerde zich op de realiteit zoals ze wérkelijk was. Op de natuurwet. Op Dhamma. Niet op tradities; niet op geruchten; niet op geschriften; niet op gissingen; niet op axioma’s; niet op het aanvaarden van zienswijzen na overpeinzing; niet op waarschijnlijkheid; niet op wat anderen gezegd hadden…
… Maar op datgene wat hijzelf persoonlijk zag en experiëntieel ervoer. Paccanubhoti. Wat hij nadien voor zijn volgelingen samenvatte als de Vier Edele Waarheden. Meer specifiek door het ‘kennen’ en ‘weten’ van deze Vier Edele Waarheden in hun drie rotaties en twaalf aspecten—i.c. dat elk van deze Waarheden begrepen (P. pariyatti), beoefend (P. patipatti) en gerealiseerd moet worden (P. pativedha).