DE JONGE BOOGSCHUTTER

Een jonge boogschutter won de ene wedstrijd na de andere, waardoor zijn zelfvertrouwen op arrogantie begon te lijken. Hij gaf hoog op over zijn trefvaardigheid en daagde een zenmeester uit die alom bekend was om zijn vaardigheid met pijl en boog.

De jongeman liet een staaltje van zijn kunnen zien door van grote afstand midden in de roos te schieten en vervolgens die eerste pijl met een tweede doormidden te splijten.

“Alstublieft, zei hij tegen de oude zenmeester, probeer dat maar eens na te doen! “

De meester nam zijn boog niet ter hand, maar zonder iets te zeggen maande hij de jonge man om hem te volgen. Ze klommen een berg op en tijdens de lange klim werd de jonge boogschutter steeds nieuwsgieriger naar wat de oude man in zijn schild voerde. 

Tenslotte kwamen ze bij een diepe kloof met als enige overspanning een tamelijk dunne, rottende boomstam. De oude meester liep rustig naar het midden van de wankele, onbetrouwbare brug en koos een boom in de verte als doelwit. Hij spande zijn boog en schoot precies raak. Hij stapte ontspannen van de boomstam af en zei: “Nu is het jouw beurt.” 

De jonge man staarde met kloppend hart in de bodemloze diepte en was niet in staat een voet op de boomstam te zetten, laat staan een pijl af te schieten.

Na een tijdje zei de zenmeester: ‘Je bent heel vaardig met pijl en boog, maar je bent niet zo vaardig met de geest die de pijl afschiet.’

Victor M. Parachin uit het boek [Oosterse wijsheid voor de westerse mens]