In het theravada-boeddhisme wordt ‘gebondenheid’ of ‘bandha’ (P.) vaak vermeld in relatie tot het concept van samsara, dat verwijst naar de cyclus van geboorte, dood en wedergeboorte die mensen vasthoudt aan lijden.
De Boeddha leert dat gebondenheid ontstaat door gehechtheid aan verlangens, illusies en onwetendheid. Het uiteindelijke doel van het boeddhistische pad is om bevrijding (P. vimutti) te realiseren uit deze gebondenheid en om het lijden te beëindigen.
Volgens het theravada kan inzicht of ‘vipassana‘—letterlijk: ‘zien hoe de dingen in werkelijkheid zijn’—leiden tot bevrijding uit gebondenheid.
Dit inzicht omvat het begrijpen van de drie karakteristieken van het bestaan: ‘anicca’ (vergankelijkheid), ‘dukkha’ (lijden) en ‘anatta’ (niet-zelf).
Door inzicht te verwerven in deze drie karakteristieken (P. tilakkhana) en door het ontwikkelen van onthechting (P. viraga) van verlangens en illusies, kan de beoefenaar geleidelijk aan de gebondenheid aan samsara verminderen en uiteindelijk tot bevrijding komen.