‘Toevlucht’ → tana (P.): de schuilplaats, het toevluchtsoord, het eiland, de vluchtheuvel van innerlijke vrede die Dhamma ons biedt.
‘Toevlucht nemen’ is (voor mij althans) in de eerste plaats een ‘dhammanu’ worden—iemand die de Dhamma in zichzelf realiseert, dit is: herkent (pariyatti), erkent (paṭipatti) en er één mee wordt (paṭivedha).
‘Toevlucht nemen’ is geen vluchtweg, geen ontsnappingsroute. Integendeel. Het is ons verankeren in de natuurwet die bepaalt dat alles wat ontstaat zal vergaan. Ons vestigen in de eeuwige natuurwet. Eén worden met Dhamma. Dhammo sanantano.
Toevlucht ontstaat automatisch in verbinding met het ‘proces’, met de flow van het ontstaan en vergaan van de verschijnselen (het ‘ik’ in de eerste plaats).
Dit is de toevlucht die tot bevrijding leidt. Dit is de toevlucht die de beoefenaar tot de Boeddha, de Dhamma en de Sangha voert.