
In de eerste twee voordrachten die de Boeddha in Sarnath gaf aan de Vijf Gezellen, heeft hij de essentie van zijn leer uitgelegd. Deze voordrachten zijn de Dhammacakkappavattana Sutta (de Voordracht over het in Beweging zetten van het Dhamma-wiel) en de Anattalakkhana Sutta (de Voordracht over het kenmerk van het Niet-zelf).
- Dhammacakkappavattana Sutta: in deze voordracht legde de Boeddha de Vier Nobele Waarheden (de waarheid van lijden, de oorzaak van lijden, de beëindiging van lijden, en de weg naar het beëindigen van lijden) uit. Dit vormt de basis van zijn leer en is de kern van de boeddhistische leer. De Boeddha introduceerde in deze sutta ook het Achtvoudige Pad als de methode om het lijden te overwinnen en verlichting te bereiken.
- Anattalakkhana Sutta: In deze tweede voordracht, vijf dagen later, legde de Boeddha het concept van niet-zelf (anattā) uit. Hij benadrukte dat de vijf aggregaten (lichamelijke vorm, gewaarwordingen, perceptie, mentale formaties en bewustzijn) niet ‘zelf’ zijn, en dat het vasthouden aan een idee van een permanent, onveranderlijk ‘zelf’ de oorzaak is van lijden.
Samen vormen deze twee voordrachten de fundamenten van Boeddha’s leer, waarin hij de aard van het lijden en de manier om ervan bevrijd te worden uiteenzet, en tegelijkertijd het concept van niet-zelf introduceert, wat een belangrijk en onderscheidend kenmerk is van de boeddhistische filosofie.
