
In het boeddhisme wordt de zoektocht naar waarheid niet gezien als een kwestie van blind geloof, maar als een pad dat men zelf moet bewandelen en ervaren.
Een attānuvatti, iemand die zichzelf volgt, is een persoon die niet simpelweg de meningen of gedragingen van anderen overneemt, maar zijn eigen inzicht en ervaring als leidraad neemt. Dit betekent niet dat men zich halsstarrig vastklampt aan persoonlijke overtuigingen, maar dat men zelfstandig nadenkt en de Dhamma in de eigen beleving toetst.
De Boeddha benadrukte herhaaldelijk dat ware wijsheid niet voortkomt uit traditie, sociale conformiteit of autoriteit, maar uit directe ervaring en kritisch onderzoek.
In die zin is een attānuvatti geen volgeling die zich laat meeslepen door dogma’s of culturele gewoonten, maar iemand die de Dhamma onderzoekt en zelf verifieert wat waar en heilzaam is. Dit sluit aan bij het principe paccattaṃ veditabbo viññūhi—dat de Dhamma door de wijzen zelf moet ervaren worden.
Toch betekent het volgen van zichzelf niet dat men zich laat leiden door egoïsme of eigenzinnigheid. Een attānuvatti is niet iemand die handelt vanuit begeerte of zelfzucht, maar iemand die zich laat leiden door wijsheid (paññā) en morele integriteit (sīla).
Waar gehechtheid aan het ‘zelf’ (attavāda) een bron van lijden is, betekent attānuvatti juist dat men de illusie van een onveranderlijk ‘ik’ loslaat en de werkelijkheid helder doorziet.
In deze zin nodigt de Dhamma uit tot een evenwicht tussen onafhankelijk denken en openheid voor waarheid.
Een attānuvatti is iemand die, zonder zich vast te klampen aan externe verwachtingen of eigen denkbeelden, de moed heeft om de werkelijkheid rechtstreeks te onderzoeken en zich innerlijk af te stemmen op wijsheid en bevrijding.
