KWAADHEID, HAAT, BOOSHEID, VIJANDIGHEID…

Vyāpāda kan vertaald worden als ‘haat’, ‘boosheid’, ‘vijandigheid’. Het is de tweede van de Vijf Hindernissen (pañca nīvaraṇāni), die de beoefenaar verhinderen om bevrijding uit dukkha (duḥkha) te benaderen en tot ontwaken te komen. Boosheid vernauwt het zicht en verduistert de blik, zodat de waarheid niet meer helder wordt gezien.

Haat staat haaks op een rustige en gebalanceerde geestestoestand. Juist daardoor vormt zij een ernstige belemmering voor bevrijding en ontwaken: vyāpāda blokkeert de weg van innerlijke bevrijding. Zij vergroot de scheiding tussen mensen, versterkt tegenstellingen, verbreekt communicatie en brengt lijden voort. In de overlevering wordt vyāpāda die een schisma teweegbrengt in de saṅgha (saṅghabheda) gerekend tot de zwaarste overtredingen.

Vyāpāda staat in scherp contrast met de vier brahmavihāra’s—de verblijfplaatsen van de goden: liefdevolle vriendelijkheid (mettā; maitrī), mededogen (karuṇā), medevreugde (muditā; id.) en gelijkmoedigheid (upekkhā; upekṣā).

Wanneer boosheid in ons opkomt, kan zij herkend worden als een vergankelijk verschijnsel. In plaats van haar te voeden, kan men de aandacht zachtjes richten op de ademhaling of op loopmeditatie (caṅkama). Zo wordt zichtbaar hoe futiel boosheid is en hoe zij wortelt in diepere oorzaken.

Boosheid verliest haar kracht wanneer zij in stilte wordt aanschouwd, zonder spreken of handelen. Dan kan het hart leren kijken met ogen van mildheid naar wie wij als oorzaak van onze boosheid menen te zien. 

Zo blijft de poort tot verzoening altijd open, als een stille uitnodiging van het hart.

Dit bericht is geplaatst in Uncategorized. Bookmark de permalink.