De Boeddha in de Paticca Samuppada Vibhanga Sutta, Samyutta Nikaya 12.2:
❛ Wanneer dit er is, is dat er ook. Uit het ontstaan van dit komt het ontstaan van dat voort. Wanneer dit er niet is, is dat er ook niet. Uit het beëindigen van dit, vloeit de beëindiging van dat voort. ❜
Verschijnselen, fenomenen, dingen (P. dhammas) hebben geen schepper nodig voor hun ontstaan, bestaan en vergaan. Ze ontstaan, bestaan en vergaan eenvoudigweg uit en door elkaar als de vereiste oorzaken (P. hetu’s) en voorwaarden (P. paccaya’s) voor hun ontstaan, bestaan en vergaan vervuld zijn.
In zijn uiterste eenvoud is de leer van onderlinge afhankelijkheid (P. paticca samuppada) onpeilbaar diep. Iemand die inzicht verwerft in het principe van onderlinge afhankelijkheid bevindt zich op de drempel van het doodloze (cfr.: Analayo, Bhikkhu, (2012), Satipatthana—de directe weg naar bevrijding p. 130)
Volgens de leerstelling van paticca samuppada kan geen enkel verschijnsel, géén énkel dhamma uit zichzelf voortkomen, uit zichzelf voortduren en uit zichzelf tenietgaan. Het ontstaan van één dhamma is afhankelijk van het ontstaan, het aanhouden en het vergaan van in feite alle andere dhamma’s. Verschijnselen, fenomenen, dingen bezitten géén onafhankelijk bestaan. Alles is afhankelijk van andere elementen en heeft geen begin en geen einde. Dit geldt in de eerste plaats voor ons ‘ik’. En bij uitbreiding én naar analogie voor élk verschijnsel.
De beoefenaar die afhankelijk ontstaan experiëntieel ervaart en realiseert (P. paccanubhoti) bevrijdt zichzelf van dukkha. Wie afhankelijk ontstaan ziet, ziet het Proces. Ziet de natuurwet. Ziet Dhamma.