
Soms spreken we over ontwaken alsof het een eindpunt is, een plaats waar de beoefenaar moet aankomen, een resultaat dat ooit bereikt wordt. Alsof de weg ergens naartoe leidt. In de Dhamma wordt ontwaken niet zo begrepen.
Ontwaken is geen doel dat nagestreefd moet worden. Het is een helder zien, hier-en-nu, wanneer onwetendheid (avijjā; avidyā) wegvalt en de werkelijkheid zich toont zoals ze is (yathābhūta-ñāṇadassana; yathābhūta-jñānadarśana). Het is geen verworven toestand, maar het wegvallen van een vergissing (miccha diṭṭhi; mithyā dṛṣṭi).
Ook het niet-meer-wedergeboren-worden is geen ideaal op zich. Het wordt in de leer niet voorgesteld als iets wat men moet bereiken, maar verschijnt slechts achteraf, als een eenvoudige vaststelling wanneer een fundamenteel misverstand is opgelost. Niet als belofte, niet als project, maar als gevolg.
Dukkha is geen eigenschap van het leven zelf. Het leven wordt in de Dhamma niet veroordeeld. Dukkha ontstaat waar ervaring wordt vastgegrepen, waar leven verkeerd wordt begrepen. De Boeddha leert ons niet hoe we het leven moeten beëindigen, maar hoe we kunnen zien wat in onze verhouding tot ervaring onvrede voortbrengt.
Zodra we spreken over een ‘ultiem doel’, veronderstellen we een ‘iemand’ die ‘ergens’ moet aankomen, een eindtoestand die bereikt moet worden. Maar de weg van de Dhamma is geen lineaire beweging van hier-naar-daar. Het Pad neemt slechts weg wat het zien vertroebelt.
Wanneer die verduistering oplost, verdwijnt ook de vraag naar het doel. Er blijft geen resultaat over om vast te houden, geen ervaring om te bezitten, geen belofte voor later. Alleen het ophouden van verwarring. En daarin: bevrijding en rust.
