Wees pragmatisch in je meditatiebeoefening. Laat je niet inperken door dogma’s, rigide rituelen of vaste patronen. Neem de vrijheid om je eigen pad vorm te geven en aarzel niet om elementen te integreren die jouw spirituele ontwikkeling ondersteunen en verrijken. De Boeddha benadrukte dat zijn Dhamma geen harnas is, maar een pad dat aangepast kan worden aan individuele behoeften. Heb geen angst om te experimenteren.
Voorbeelden hiervan zijn:
- Contemplatie over de vijf hindernissen (pañca nīvaraṇa).
- Verdieping van de meditatieve absorpties (jhāna’s).
- Integratie van de vier verheven gemoedstoestanden (brahmavihāra’s).
- Reflectieve contemplatie op vergankelijkheid (anicca), leegte (suññatā) of niet-zelf (anattā).
- Reflectie op de dood (maranānussati).
- Lezen en overdenken van sutta’s.
- Reflectief schrijven en vertalen van sutta’s.
Meditatie is in het boeddhisme een vaardig hulpmiddel (upāya), geen doel op zich. Het is bedoeld om inzicht (vipassanā) en bevrijding (nibbāna) te realiseren. Om zo je lijden (dukkha) te beëindigen. Zoals de Boeddha benadrukte, zijn technieken en methoden ontworpen om mentale en spirituele obstakels te overwinnen. Zodra het doel bereikt is, mogen (moeten) deze methoden losgelaten worden.
De metafoor van het vlot in de Alagaddūpama Sutta illustreert dit: een vlot is onmisbaar om een rivier over te steken, maar zodra je de overkant bereikt hebt, is het niet zinvol om het te blijven meezeulen. Dit loslaten gebeurt niet vanuit ondankbaarheid, maar vanuit het besef dat het vlot zijn doel gediend heeft en verder niet meer dienstig is.
Zo nodigt de Buddhadhamma ons uit om meditatie te gebruiken als een krachtig middel, terwijl we niet vergeten dat het uiteindelijke doel verder reikt: het loslaten van alle gehechtheid en het realiseren van volledige bevrijding.