EEN CONSTANTE FLUX VAN VERANDERING

Vlak vóór zijn ontwaken, tijdens de eerste nachtwake, kreeg Siddhattha Gotama inzicht in zijn ontelbare vroegere levens. In detail zag hij het eeuwige proces van ontstaan en vergaan—deze eindeloze cyclus van geboorte en dood. Dit ‘proces’ dat zich uitstrekt over alle tijdperken. Hij noemde dat samsara. Zo gebruikte hij het vedische begrip van wedergeboorte uit de Upanishads dat zijn geschoolde toehoorders erg vertrouwd in de oren klonk en herdefinieerde het tot een prachtige metafoor om het bestendige ‘worden’ van de wereld te duiden.

De toekomstige Boeddha zag (P. janami passami) dat het hele universum één doorlopende manifestatie van energie is. Hij ervoer—2400 jaar eerder dan wat Charles Darwin wetenschappelijk documenteerde—hoe alles met alles en iedereen met iedereen verbonden is. Dat alles naadloos in mekaar vloeit.

Hij observeerde zijn lichaam ‘van de top van zijn hoofd tot aan de tippen van zijn tenen en van de tippen van zijn tenen tot aan de top van zijn hoofd’. Hij zag dat in zijn hele lichaam op élk moment alles veranderde; dat op géén enkel moment ook maar iets hetzelfde bleef. Hetzelfde gold voor zijn gevoelens en gewaarwordingen. Ook hier stelde hij vast dat géén enkel gevoel en géén enkele gewaarwording ook maar één moment onveranderd bleef. Hij zag dat alles ontstaat om direct weer te vergaan. Dat alles veranderlijk en vergankelijk (P. anicca) is. De toekomstige Boeddha besefte dat de vergankelijkheid die hij in zijn eigen lichaam, in zijn eigen gevoelens en in zijn eigen gewaarwordingen waarnam, voor alle fenomenen gold. Anicca als kenmerk voor alle verschijnselen.

Doordat dit cyclische ‘proces’ van ontstaan en vergaan geen begin en geen einde kent verloren de begrippen geboorte en dood voor hem hun betekenis. De Boeddha zag dat de lineaire begrippen geboorte en dood slechts rechtstreekse gevolgen zijn van onwetendheid, van verwarring, van confusie (P. avijja) dat er een ‘ik’ – een permanent ‘zelf’ (een ‘ziel’) bestaat, afgezonderd van de rest.

Voor de dhammanuvatti vormt het ervaren van anicca de belangrijkste stap op zijn weg naar bevrijding.

Wil de gevorderde beoefenaar een stroombetreder (P. sotapanna) worden dan moet hij deze flow, deze stroom van vergankelijkheid zien én ervaren. Zonder dit inzicht zal hij nooit de stroom betreden. Om sotapanna te worden moet hij het bestaan begrijpen ( = ‘ervaren en realiseren’ → P. paccanubhoti) (1) als een continue, cyclische evolutie, waar alles in constante verandering is. Als een proces. Als een flow. Als een stroom van energie. Als een constante flux van verandering…

Voor meer informatie verwijs ik naar mijn boek SotapattimaggaHet Pad van de Stroombetreder. Gratis te downloaden op deze link.

_______

(*): paccanubhoti (P.) → pati + anu + bhu + a: ervaren, realiseren, experiëntieel ervaren. Met de nadruk op persoonlijke ervaring. Zonder hoofd boven zijn hoofd. Zonder god, zonder meester boven hem. Zonder valscherm. Zonder enig extern houvast. Vastberaden (P. aditthana) om zijn verworven inzicht te cultiveren en uit te breiden. Met de nodige scepsis. Maar met meer dan royale goesting voor de verdere ontwikkeling van zijn spiritueel experiment: de weg is immers nooit glad, gemakkelijk of éénduidig. Daarom wens ik al mijn achtbare kalyanamittas de nodige branie en bravoure toe om—ongeconditioneerd—wijs te zijn. Om zelf te zíen. Om zelf te weten. Sapere aude.

Dit bericht is geplaatst in Uncategorized. Bookmark de permalink.