‘GELEENDE KENNIS’ VERSUS ‘WAARACHTIG WETEN’

In de Pali-canon benadrukt de Boeddha het belang van directe persoonlijke ervaring boven ‘geleende kennis’, oftewel kennis die afkomstig is van externe bronnen zoals geschriften, tradities, leraren of speculatie. Een kernpassage waarin dit duidelijk naar voren komt, is de Kālāma Sutta (AN 3.65)

Hier waarschuwt de Boeddha de Kālāma’s om niet blindelings te vertrouwen op tradities, overleveringen, logische redeneringen of het gezag van leraren. Hij moedigt hen aan om zelf te onderzoeken wat heilzaam is en wat werkelijk leidt tot welzijn en vrijheid van lijden.

Dit onderscheid tussen ‘geleende kennis’ en ‘waarachtig weten’ is essentieel in het onderricht van de Boeddha. 

Geleende kennis blijft beperkt tot concepten en overtuigingen die niet direct doorleefd zijn en daarom niet diep geworteld zijn in inzicht. 

In tegenstelling daarmee wijst de Boeddha op ‘zelfdoorleefde ervaring’, die ontstaat door beoefening en directe realisatie van de natuur van de werkelijkheid. 

Waarachtig weten komt voort uit het persoonlijke inzicht in de drie kenmerken van bestaan—vergankelijkheid (anicca), onbevredigendheid (dukkha) en zelfloosheid (anattā)—en gaat verder dan intellectueel begrip. Het is een intuïtief en transformerend inzicht dat leidt tot bevrijding.

De Boeddha nodigt ons uit om niet te blijven steken in dogma’s of theoretische kennis, maar de leer zélf te testen, net zoals een goudsmid de echtheid van goud controleert voordat hij het accepteert. 

Alleen door ervaring en innerlijk onderzoek kan men komen tot een waarachtig weten dat het lijden opheft en tot bevrijding leidt.


Dit bericht is geplaatst in Uncategorized. Bookmark de permalink.