
In dit ritme ontvouwt zich jouw bestaan. Niets blijft, je bezit niets, je draagt niets mee. Alles verschijnt voor een moment, licht als adem, en keert terug naar waar het vandaan kwam.
Zoals de Boeddha zei:
❛ Yaṃ kiñci samudayadhammaṃ sabbaṃ taṃ nirodhadhammaṃ — Alles wat onderhevig is aan ontstaan, is onderhevig aan vergaan.❜
Wanneer je dit direct ziet—zonder aannames, zonder projecties— wordt het hart eenvoudig. Het laat los zonder inspanning, alsof het zich herinnert wat het altijd al wist: dat stilte het enige is dat niet komt en niet gaat.
