
Net zoals gedachten over het verleden slechts schimmen zijn van wat ooit was, zo zijn gedachten over de toekomst niets meer dan wensdromen. Beiden zijn illusies die zich voordoen als werkelijk. Noch het verleden, noch de toekomst zijn plekken waar de geest van een dhammanuvatti zich thuis voelt.
In dit tweespan—verleden en toekomst—ontstaan gepieker (kukkucca) en rusteloosheid (uddhacca), twee aspecten van één en dezelfde hindernis: een onrustige geest die zijn anker verliest in het heden. Samen vormen ze één van de pañca nīvaraṇāni, de vijf versluierende krachten die het zicht op bevrijding verduisteren.
Gepieker, of wroeging over het verleden, ontstaat uit berouw over handelingen die al dan niet met opzet werden verricht. Maar wat voorbij is, laat zich niet herroepen. Wat gebeurd is, is voorbij.
Rusteloosheid—de naam zegt het al—verstoort de harmonie van de geest en ontneemt haar de kans om tot stilte te komen. Zij voedt zich met beelden van een toekomst die nog niet is.
De Boeddha nodigt de dhammanuvatti uit om stil te staan bij de oorsprong van deze mentale bewegingen. Wat drijft deze onrust werkelijk? Welke gedaanten neemt de gehechtheid aan ‘ik’, ‘mij’, ‘mijn’ aan?
Wanneer helder wordt hoe weinig werkelijk gewicht deze gedachten dragen, valt de aandrang om hen te volgen stil. Dan blijft alleen dít moment over. Open. Stil. Werkelijk.
Niet het verleden, niet de toekomst, maar het NU is de plaats waar inzicht kan doorbreken. Alleen in het heden opent zich de ruimte voor bevrijding (nibbāna). Alles daarbuiten is begoocheling, māyā—een efemere dans van vormen, een web van illusie.
