NIET-OORDELEN EN MEDEDOGEN

In veel boeddhistische tradities wordt de nadruk gelegd op het principe van niet-oordelen en mededogen (karuṇā) voor alle wezens. Het idee van niet-oordelen is diep geworteld in de boeddhistische filosofie en praktijk. In plaats van te oordelen over anderen, leert het boeddhisme ons om onze geest open te stellen en te begrijpen dat ieder wezen zijn eigen pad volgt, vaak met lijden en verwarring als gevolg van onwetendheid.

Een verlicht persoon, een Boeddha of een arahant, zou geen oordeel vellen over een ander in de zin van afwijzing of een waardeoordeel. In plaats van te beoordelen of te verwerpen, zou een Boeddha of een arahant handelen vanuit een diep begrip en mededogen. Een verlicht persoon ziet het lijden (dukkha) van anderen niet als iets persoonlijks, maar als een universeel kenmerk van de menselijke ervaring, veroorzaakt door de vergankelijkheid van alles wat bestaat (anicca) en het vasthouden aan illusies van zelf (atta).

De essentie van mededogen is dat het niet gericht is op het verbeteren of veranderen van de ander op basis van onze eigen ideeën, maar op het erkennen van het lijden van anderen en hen met liefde en begrip te ondersteunen in hun zoektocht naar bevrijding (nibbāna)

Dit staat in scherp contrast met het idee van oordelen op basis van persoonlijke voorkeuren of afkeer. In de boeddhistische praktijk leren we dat inzicht (paññā) en mededogen (karuṇā) alleen ontstaan wanneer we ons eigen oordeel loslaten en de ware aard van het lijden en de bevrijding ervan erkennen.

Het is dit vermogen om te kijken zonder oordeel (→ ‘zíen’) en de potentie om in plaats daarvan diep begrip en mededogen aan te bieden, dat de ware kracht van verlichting weerspiegelt. 

Laat dit een uitnodiging zijn voor ons allemaal om minder te oordelen en meer ruimte te maken voor begrip en mededogen in ons dagelijks leven. Om minder over metta te leuteren en meer aan metta te doen.

Dit bericht is geplaatst in Uncategorized. Bookmark de permalink.