SAÑÑĀ

Een gevorderde dhammanuvatti stelt me een interessante vraag over het begrip ‘saññā’. 

Voorafgaand aan de vraag toch deze korte inleiding.

In de boeddhistische psychologie wordt het mentale proces van gewaarwording niet gereduceerd tot louter zintuiglijke indrukken. Wat wij doorgaans “waarnemen” noemen, bestaat uit meerdere samenwerkende functies in het bewustzijn. Een van deze fundamentele functies is ‘saññā’, meestal vertaald als “waarneming” of “perceptie”. In de Abhidhamma wordt ‘saññā’ omschreven als datgene wat herkent, onderscheidt en betekenis toekent aan objecten die via de zintuigen of de geest ervaren worden. 

Concreet: het is ‘saññā’ dat maakt dat we een visuele vorm herkennen als een boom, een geluid als een stem, of een geur als aangenaam of onaangenaam. Deze mentale functie speelt zich razendsnel af en is onlosmakelijk verbonden met geheugen, conditionering en betekenisgeving. Daardoor is saññā tegelijk een noodzakelijke oriëntatiefactor én een bron van projectie of illusie.

De vraag is de volgende:

“ Wat ik me al langer afvraag, is het wel juist saññā te vertalen als waarneming? Ik weet dat dit veel gebeurd maar is saññā toch niet een wat uitgebreidere mentale functie binnen het bewustzijn of cognitieve proces die het vermogen beschrijft om de unieke kenmerken te onderscheiden van een zintuiglijk object waarop de aandacht gericht is?

Neem het voorbeeld van verschillende soorten hout. Zonder visueel bewustzijn zouden we geen blokken hout zien. Dus visueel bewustzijn is een noodzakelijke conditie voor het ontstaan en bestaan van visuele waarneming. Zonder geur-bewustzijn zouden we niet de geuren ruiken van hout. Zonder tactiel bewustzijn niet de structuren voelen. Als het over waarnemen gaat, gaat het dus denk ik over viññāṇa als noodzakelijke voorwaarde. Of je nou echt kunt zeggen dat geur-bewustzijn ruikt? Visueel bewustzijn ziet etc. Dat weet ik niet.

Maar hoe dan ook, saññā zie ik als die mentale functie die in staat is details/unieke kenmerken van een object te onderscheiden, bijvoorbeeld dat verschillende soorten hout een andere kleur hebben, een andere structuur hebben, anders aanvoelen, en anders ruiken. Dankzij saññākunnen we zaken uit elkaar houden, herkennen, onderscheiden. Als er geen saññā was, zeg maar, dan zouden we ook niet kunnen spreken over eikenhout, berkenhout, hardhout, etc.

Saññā maakt van bewustzijn een betekenisvol bewustzijn zeg maar. Denk ook aan klanken. Uit ieders mond komen nooit betekenisvolle woorden maar alleen maar klanken, maar saññā is in staat die klanken razendsnel te vertalen naar betekenisvolle woorden. Deze bewerking gaat zo snel (maar hebben we als kinderen allemaal echt moeten aanleren) dat je nu uit de mond meteen woorden hoort ipv betekenisloze klanken. Alleen als je iemand met een vreemde taal tegenkomt, hoor je weer alleen maar klanken en geen betekenisvolle woorden. Maar oor-bewustzijn kan alleen maar klanken horen, nooit woorden.

Ik geloof zelf niet dat de betekenis van een zintuiglijk object zit in de vijf zintuiglijke vormen van bewustzijn. Het komt van het geest-bewustzijn, mano-viññāṇa.

Een geur is altijd ook maar een geur. Er is niet zoiets als een op zichzelf weerzinwekkende geur of lekkere geur. Zoiets speelt niet in het geur-bewustzijn volgens mij maar in mano-vinnana.Hoe zie jij dit?

Maar saññā kan heel erg sterk zijn, heel dominant in de belevingswijze, en ook verblinden omdat het je doet geloven dat alles van zichzelf betekenisvol is terwijl niks dat is. Saññādompelt ons onder, zeg maar, in een wereld die van en uit zichzelf betekenisvol lijkt, maar dat eigenlijk niet is. Vaak leeft een mens volledig in een betekenisvolle wereld, en scheidt waarneming en betekenis niet meer.

Hoe denk jij over saññā? Is saññā wel waarnemen? ”

Mijn antwoord: ik vind dit een heel goede vraag en een indringende reflectie.

Saññā wordt traditioneel vertaald als “waarneming”, maar verwijst in de boeddhistische psychologie naar een specifieke mentale functie: het vermogen om kenmerken te herkennen, te onderscheiden en betekenis toe te kennen aan wat via de zintuigen of de geest wordt waargenomen. Het is dus niet het zintuiglijke gewaarworden zelf, maar datgene wat maakt dat we iets als “iets” herkennen: het herkennend en categoriserend element van bewustzijn.

Je stelt de vraag of saññā wel terecht vertaald wordt als ‘waarneming’, en je suggereert dat dit begrip eigenlijk duidt op een complexere mentale functie binnen het bewustzijn.

Ik volg volledig jouw gedachtengang. Saññā is voor mij een vorm van perceptief waarnemen—niet het ruwe zintuiglijke registreren (viññāṇa), maar het herkennend, onderscheidend, betekenisvol waarnemen.

Wanneer we spreken over het zien van verschillende soorten hout, dan is het cakkhu-viññāṇadat het visuele object opmerkt. Maar het is saññā die opmerkt: “dit is berkenhout, dat is eikenhout.” Het is ‘saññā’ die de unieke kenmerken onderscheidt—kleur, structuur, geur—en die deze kenmerken verbindt aan eerder opgeslagen indrukken.

Je vergelijking met klanken is bijzonder treffend: het oor hoort slechts geluid, maar ‘saññā’herkent betekenisvolle woorden. Bij een vreemde taal valt dat proces weg, en horen we plots weer louter klanken. Dit toont aan hoe diep ‘saññā’ onze ervaring kleurt: het maakt onze wereld herkenbaar en betekenisvol—maar ook bedrieglijk vanzelfsprekend.

‘Saññā’ is dan ook geen neutraal gegeven.

Het is snel, dominant, en vaak verblindend (want rechtstreeks geliëerd aan het illusoire ‘ik’). Saññā schept een wereld die ‘als vanzelf’ zinvol en objectief lijkt, terwijl die zin enkel door de geest is toegekend. De geur die voor de een weerzin oproept, is voor de ander aangenaam—niet door het geur-bewustzijn zelf, maar door de interpretatie binnen mano-viññāṇa, gevoed door saññā.

Wat wij dus ‘zien’, ‘horen’ of ‘ruiken’, is nooit enkel de zintuiglijke ervaring. Het is steeds een vorm van perceptie—van betekenisvol waarnemen, waarin het ruwe zintuiglijke moment en de interpretatieve geest samengaan.

In die zin is ‘saññā’ geen simpele waarneming, maar de brug tussen zintuig en betekenis: het maakt bewustzijn tot een wereld van herkenning, verwachting en projectie.

‘Saññā’ is voor mij ‘perceptief’ waarnemen—en precies daardoor is het tegelijkertijd onmisbaar én verraderlijk. Het geeft oriëntatie, maar creëert ook illusie.

Daarom is inzicht in de werking van ‘saññā’ zo fundamenteel op het pad van bevrijding.

Dit bericht is geplaatst in Uncategorized. Bookmark de permalink.