ZIEN ZONDER TOE-EIGENING

Er leeft in de beoefening een hardnekkig misverstand, vaak subtiel en zelden uitgesproken: dat inzicht iets is wat verworven wordt, dat zien iets is wat verfijnd of verheven moet worden, dat gewaar zijn gradueel beter kan worden. Dit misverstand wortelt niet in een gebrek aan ernst, maar juist in betrokkenheid—daar waar beoefening onmerkbaar een project wordt, en helderheid iets lijkt wat bereikt moet worden.

Toch kent gewaar zijn geen graden. Wat varieert, is niet het gewaar zijn zelf, maar de versluiering ervan: de subtiele werking van onwetendheid (avijjā; avidyā), het grijpen naar zekerheid, het zoeken naar een ‘ik’ binnen elke ervaring. Niet zien wordt hier niet vervangen door beter zien; wat wegvalt, is toe-eigening (upādāna; id.).

Wat hier op het spel staat, gaat dan ook niet over terminologie op zich, maar over toe-eigening, identiteit, het subtiele ‘ik’ in beoefening. Zien wordt iets van mij, inzicht iets wat het ‘ik’ moet realiseren. Zo sluipt zelfs in een verfijnde en verheven beoefening een vorm van gehechtheid binnen—niet aan objecten, maar aan opvattingen (diṭṭhi-upādāna; dṛṣṭi-upādāna).

Wanneer deze greep verzacht, blijft er geen nieuw zien over, maar zien dat bevrijd is van vertekening. Geen hogere waarneming, geen bijzondere staat, geen verworven verfijning. Alleen het wegvallen van verhalen en drama’s, het stilvallen van bemiddeling, het uitdoven van begeerte (taṇhā; tṛṣṇā) om ervaring vast te houden of te verbeteren.

Eens te meer wordt duidelijk dat terminologie louter functioneel is, niet absoluut. Woorden functioneren hier als upāya (upāyaḥ), als vaardige middelen die de richting aanwijzen maar in essentie geen werkelijkheid bezitten. Wat ‘direct zien’ genoemd wordt, is geen aparte categorie van kennen, maar een naam voor wat zichtbaar wordt wanneer toe-eigening wegvalt.

Zien zonder centrum, zonder ziener, zonder ‘ik’, zonder verhaal, zonder drama. Niet als resultaat van inspanning, maar als wat overblijft wanneer de greep ontspant. Niet omdat er iets wordt toegevoegd, maar omdat niets langer wordt opgeëist.

Dit bericht is geplaatst in Uncategorized. Bookmark de permalink.