ZONDER SPOOR

Een kalyāṇamitta schreef mij: “Wie de ware weg heeft gevonden is het spoor bijster.” Dit zinnetje bleef hangen. Niet om uitgelegd te worden, maar om te rijpen. Als een zaadje.

Zolang er een spoor is, loopt er iemand. Zolang er een weg is, is er richting, tijd, streven, wording. Er is beweging naar iets toe, een subtiel vertrouwen dat er iets te bereiken valt.

De weg helpt, tot hij overbodig wordt. Niet omdat hij faalt, maar omdat hij zijn functie vervuld heeft. Zoals een vlot dat de overtocht naar de Andere Oever mogelijk maakte en daarna wordt achtergelaten, niet uit afwijzing, maar uit inzicht.

Wanneer het zien verdiept, valt het spoor weg. Niet uit verwarring, maar uit eenvoud. Niet omdat men aangekomen is, maar omdat resultaat geen betekenis meer heeft. Wat richting gaf, lost op in openheid. Ook verheven structuren kunnen het zien verduisteren.

Zo wordt niets nieuws ontdekt, maar valt het zoeken weg. Niet het antwoord verschijnt, maar de vraag lost op. Wat overblijft is geen conclusie, geen zekerheid, geen positie.

Het Ongeborene ligt niet aan het einde van de weg. Het wordt spontaan zichtbaar waar geen weg meer nodig is. Niet als ervaring, maar als datgene wat nooit onderweg was.

En waar geen spoor meer is, blijkt—in stilte—dat er nooit iemand onderweg geweest is. Dat we het onszelf gewoon hebben wijsgemaakt.

Dit bericht is geplaatst in Uncategorized. Bookmark de permalink.