DHAMMA IS EEN WEG VAN PERSOONLIJKE BEVRIJDING

De Boeddha had nooit de intentie om een georganiseerde religie te stichten of mensen tot ‘boeddhisten’ te maken in de zin van een vaste geloofsidentiteit. Zijn doel was veel universeler: hij wilde mensen bevrijden van het lijden (dukkha) dat inherent is aan het bestaan, zodat ze konden ontwaken tot de staat van nibbāna, een toestand van uitdoving van verlangens, gehechtheden en onwetendheid. Deze uitdoving leidt tot innerlijke rust en vrede.

De Boeddha heeft altijd benadrukt dat zijn leer (Dhamma) niet een doel op zich is, maar een middel om die bevrijding te bereiken. 

Hij vergeleek de Dhamma met een vlot dat je gebruikt om een rivier over te steken; zodra je de overkant hebt bereikt, heb je het vlot niet meer nodig en laat je het achter. Je zeult er niet mee verder op je rug omdat het louter ballast geworden is. 

In de Alagaddūpama Sutta, Majjhima Nikaya 22, zegt de Boeddha letterlijk:

❛ Monniken, stel dat een man een grote rivier wil oversteken, en er is geen brug of boot om over te steken. De man verzamelt gras, takken en bladeren om een vlot te bouwen. Hij gebruikt het vlot om de rivier over te steken en komt veilig aan de overkant. Zodra hij daar is, denkt hij: ‘Dit vlot heeft me goed gediend door me de rivier over te helpen. Wat als ik het nu op mijn hoofd of schouders zou tillen en verder zou dragen?’ Wat denken jullie, monniken? Zou die man verstandig handelen door het vlot met zich mee te dragen nadat hij de overkant heeft bereikt?’

‘Nee, Heer’, antwoordden de monniken.

‘Op dezelfde manier, monniken’, vervolgt de Boeddha, ‘is de leer (Dhamma) zoals een vlot, bedoeld om over te steken, niet om aan vast te houden. Wanneer jullie de overkant bereikt hebben, moeten jullie het vlot, de leer, achterlaten.’❜

Dit toont aan dat Boeddha’s leringen bedoeld waren om de weg naar verlichting te wijzen, maar niet als iets waar je je aan moet vastklampen. Het uiteindelijke ‘doel’ is het bereiken van bevrijding van lijden, niet het volgen van een dogmatische religie.

Vanuit het perspectief van de oorspronkelijke intentie van de Boeddha en zijn leer, moet het streven naar erkenning van het boeddhisme als een erkende eredienst of niet-confessionele levensbeschouwing als een afwijking van de kern van de Dhammabeschouwd worden. De Boeddha benadrukt dat zijn leer een middel is om mensen te bevrijden van lijden, niet een doel op zich of een identiteit om aan vast te houden. Hij moedigde zijn volgelingen aan om zich niet te hechten aan vormen, regels of externe structuren, maar om hun eigen verlichting na te streven door middel van directe ervaring en zelfonderzoek.

In zijn oorspronkelijke vorm is de leer van de Boeddha geen religie in de zin van het aanbidden van goden of het volgen van een instituut, maar een weg van persoonlijke bevrijding.

Het formeel erkennen van boeddhisme als een eredienst of zelfs als een niet-confessionele levensbeschouwing brengt het risico met zich mee dat het boeddhisme gezien wordt als een georganiseerde religie, met de bijbehorende institutionele regels, rituelen en verwachtingen. Dit leidt af van de essentie van het pad: de bevrijding van dukkha door inzicht in de ware aard van de werkelijkheid (yatha-bhuta).

Dit bericht is geplaatst in Uncategorized. Bookmark de permalink.