
Wanneer kokend water tot rust komt
Je kunt je gezicht niet spiegelen in kokend water. Net zomin als waarheid zich kan tonen in een geest die brandt van boosheid, wrok of afkeer. Niet omdat de waarheid afwezig zou zijn, maar omdat de geest geen bedding biedt waarin iets helder kan oplichten. Wat woelt, vervormt. Wat verteerd wordt door haat (dosa; dvesha),verduistert zelfs het zuiverste licht.
De Boeddha sprak over dit innerlijk vuur, dat niet alleen de hele wereld verteert, maar ook de persoonlijke beoefening ondermijnt. Een geest die woekert van afkeer, geroddel, verdachtmaking of vijandigheid kan de stilte niet dragen. Zo’n geest zoekt voortdurend naar brandstof—een beeld, een ander, een verhaal. En zolang dat zo is, wordt elke meditatie een schijnvertoning. Een uiterlijke vorm die op vrede lijkt, maar vanbinnen trilt van verdeeldheid. Als een gebroken klankschaal die geen geluid voortbrengt.
De Boeddha zegt in de Kodhana Sutta, Aṅguttara Nikāya 7.60 het volgende:
❛ Kodho hi veramaṇī, kodho madano, kodho makkho, kodho pamādassa pāpiyo. Na hi kodhaparetopi samaṇo hoti, atha kho samaṇo hoti yo kodhaṃ pahāya viharati — Boosheid is een bezoedeling, een verdoving, een blindheid. Ze is erger dan roes, erger dan verwaandheid, erger dan achteloosheid. Wie bezeten is door boosheid, mag zich geen samaṇa noemen. Alleen wie boosheid losgelaten heeft, is tot rust gekomen.❜
In het kokende water van hartstocht, boosheid en achterklap kan niets helder weerspiegeld worden. Wie zich overgeeft aan haat, wrok, veroordeling en uitsluiting, verblijft niet in stilte maar in blijvende verwarring—hoe verfijnd zijn of haar uiterlijke meditatiehouding ook oogt. Meditatie die niet vrij is van haat (dosa; dvesha), van spraak die verdeeldheid zaait (pisuṇā-vācā; paiśunavāda) van onderdrukte woede of subtiele vijandigheid, is geen pad naar bevrijding—het is slechts schijn. Het is een spiegel die uitsluitend het eigen gelijk reflecteert.
Zolang deze mentale vergiften niet herkend en losgelaten worden, blijft elke schijn van concentratie besmet door de wortel van conflict. Wat op kalmte lijkt, is in werkelijkheid verstarde onwetendheid. Wat op inzicht lijkt, is slechts bevestiging van een diepgeworteld geconditioneerd zelfbeeld. Een geest die niet gezuiverd is, bouwt een huis op drijfzand—geen gronding, geen helderheid, geen bevrijding. Een kaduke structuur.
Slechts wanneer de geest werkelijk tot rust komt—niet door controle of onderdrukking, maar door het uitdoven van de brandstof—ontstaat een ruimte waarin niets meer verdraaid hoeft te worden. Geen projectie. Geen verweer. Geen verdediging. Alleen de stille helderheid van een hart dat niets meer hoeft te beschermen.
