
Dhamma is geen systeem van geloofswaarheden en geen verzameling dogma’s die men moet aannemen. Zij is een uitnodiging om te zien, om te onderzoeken, om te doorgronden. De Boeddha zelf heeft nooit gevraagd om hem blind te volgen. Integendeel, hij moedigde zijn leerlingen aan om het pad zelf te verifiëren, om hun eigen ervaring als toetssteen te gebruiken.
In de Kālāma-sutta klinkt dit duidelijk: laat u niet leiden door overlevering, door traditie of door het gezag van leraren, maar onderzoek zelf wat heilzaam is en wat onheilzaam. Wanneer een handeling leidt tot bevrijding van hart en geest, wanneer zij bijdraagt aan het uitdoven van begeerte, haat en onwetendheid, dan is zij in harmonie met de Dhamma.
Vrij Onderzoek sluit daar naadloos bij aan. Het is de houding die onbevangen kijkt, die geen genoegen neemt met aannames, die weigert zich vast te klampen aan meningen of overtuigingen. Vrij Onderzoek is geen scepticisme dat in twijfel blijft hangen, maar een open blik die ruimte schept voor helder zien. In die zin raakt Vrij Onderzoek aan dhammavicaya, het onderzoeken van de Dhammaals een van de zeven verlichtingsfactoren (satta sambojjhaṅga).Toch zijn beide begrippen niet volledig samenvallend: Vrij Onderzoek is de brede houding van openheid, terwijl dhammavicayade gerichte, meditatieve toepassing daarvan is.
Zo blijkt er een diepe correlatie tussen Dhamma en Vrij Onderzoek. Dhamma wijst richting: zij toont de mogelijkheid om dukkha te begrijpen en los te laten. Vrij Onderzoek is de geesteshouding die maakt dat deze richting geen blind pad wordt, maar een weg die telkens opnieuw door eigen ervaring bevestigd wordt.
Wanneer Vrij Onderzoek ontbreekt, kan Dhamma verstarren tot doctrine, tot een systeem van overtuigingen dat men verdedigt maar niet meer leeft. Wanneer Dhamma ontbreekt, kan Vrij Onderzoek verzanden in eindeloos relativisme, zonder grond of bevrijdende kracht. Hun ontmoeting is noodzakelijk: Dhamma geeft bedding, Vrij Onderzoek geeft openheid.
Daar, in dat open veld, ontstaat werkelijk inzicht. Inzicht dat niet geërfd wordt van anderen, maar dat als een eigen ontdekking oplicht. Het is ‘zien’ zonder dwang, zonder houvast, zonder behoefte om te overtuigen. Vrij in onderzoek, vrij in loslaten. Het is precies dit ‘vrije zien’—janāmi passāmi (Skt. janāmi paśyāmi)—waar de Boeddha naar wijst wanneer hij spreekt over de weg naar bevrijding.
