De Pali-canon is (net als de andere canons) een open poort die naar Dhamma voert. Een uitnodiging. Een invitatie om door de poort te gaan en te kijken.
Maar ook niet méér dan dat. Slechts wanneer je van de woorden en concepten die in de verschillende canons tentoongespreid worden een permanente meditatie—een spirituele ervaring—maakt, ontstaat wijsheid die je leven verzadigt. En dáár moet je naartoe. Voorbij woorden. Voorbij concepten. Voorbij het vormelijke. Voorbij het geconditioneerde.
De dhammanuvatti die zelfrealisatie zoekt binnen Dhamma moet bijgevolg zijn weg vooral zoeken buiten het georganiseerde, geïnstitutionaliseerde, gestructureerde, sektarische boeddhisme.
De beoefenaar moet zijn eigen weg (durven) gaan. Als een rinoceros. Als een khaggavisana. Hij moet de geëffende paden durven verlaten. Hij moet zijn eigen lamp durven zijn. Hij moet zijn eigen eiland bewaken. Door onbevreesd met open ogen te kijken. Niet met oogkleppen. Zodat vorm de inhoud niet overschaduwt. Zodat de Ruimte, waarin de vormen bestaan, waaruit ze opkomen en waarin ze verdwijnen, niet versluierd wordt.