FORUM — EEN VRAAG OVER DE DRIE KENMERKEN

Vraag:

Een gevorderde kalyanamitta stelt me volgende vraag:

“ Er wordt steeds gesproken over de drie aspecten : dukkha, anicca, anatta. Alleen lijkt het me dat die laatste twee fundamentele kwaliteiten zijn van het bestaan : alles verandert en is interafhankelijk (zonder zelf). Terwijl dukkha mij eerder een gevolg lijkt te zijn dan een fundamentele aard. 

Door anicca en anatta mis te begrijpen of je er verkeerd toe te verhouden, ontstaat nl. dukkha. Of zie ik dat verkeerd en is het lijden ook een op zich staande eigenschap van het bestaan en niet een gevolg van hoe men zich verhoudt tot de twee andere eigenschappen?

Of nog anders gesteld : anicca en anatta zijn onvermijdbaar wegens inherent aan het bestaan, dukkha is vermijdbaar als je je op een bepaalde manier verhoudt tot anicca en anatta …”

Antwoord:

Door je vraagstelling geef je een goede samenvatting van de leer van de Boeddha met betrekking tot de drie kenmerken (P. tilakkhana)van alle geconditioneerde dingen: vergankelijkheid (anicca), onbevredigdheid of lijden (dukkha) en zelfloosheid of niet-zelf (anatta). 

Het is niet enkel een juiste samenvatting; het is ook juiste beoefening.

Laten we uitgaan van de definitie van de drie kenmerken:

  • Anicca verwijst naar de onvermijdelijke vergankelijkheid van alle fenomenen. Niets in de wereld is permanent; alles ondergaat voortdurend verandering. Dit is inherent aan het bestaan en kan niet vermeden worden. 
  • Anatta duidt op de afwezigheid van een permanent, onveranderlijk ‘zelf’ binnen de fenomenen. Volgens de Boeddha is er geen essentieel, eeuwig zelf (een ‘vaste’, ‘stabiele’ kern, een ‘ziel’) achter de veranderende verschijnselen. Zelfloosheid is een inherent kenmerk van alle geconditioneerde dingen.
  • Dukkha verwijst naar het onbevredigende karakter of het lijden dat inherent is aan het vastklampen aan vergankelijke en zelfloze fenomenen. De Boeddha stelt dat men dukkha kan vermijden door zich op een bepaalde manier te verhouden tot anicca en anatta. De beoefenaar wordt aangemoedigd om gelijkmoedigheid (P. upekkha) te cultiveren, wat betekent dat men de dingen accepteert ‘zoals ze zijn’, zonder zich eraan vast te klampen of eraan gehecht te raken. Door de dingen ’te zien zoals ze zijn’ (P. vipassana). Door verlangen en afkeer te transcenderen en de dingen te aanvaarden zoals ze zijn (P. yatha-bhuta), kan de dhammanuvatti het lijden verminderen en uiteindelijk overstijgen.

Met andere woorden, terwijl anicca en anatta inherent zijn aan het bestaan en onvermijdelijk zijn, kan dukkha verminderd en uiteindelijk overwonnen worden door juist inzicht (P. samma ditthi) i.p.v. van verkeerd inzicht (P. miccha ditthi), i.c. door een gelijkmoedige houding aan te nemen ten opzichte van beide kenmerken, met name door het transcenderen van verlangen en afkeer.

In de Buddhasasana is alles coherent en consistent. Alles vormt een onverbrekelijke duidelijkheid en vooral eenheid. Waarheid is één. Ook hier weer. Over ‘verkeerd inzicht’ of ‘verkeerd weten’ zegt de Boeddha in de Sammaditthi Sutta het volgende:

En wat is onwetendheid, wat is de oorzaak van onwetendheid, wat is de beëindiging van onwetendheid, wat is het pad dat leidt naar de beëindiging van onwetendheid?

Het is het niet-weten wat dukkha is, het niet-weten van de oorzaak van dukkha, het niet-weten van de beëindiging van dukkha en het niet-weten wat het pad is dat tot de beëin-diging van dukkha leidt.