Het basiskenmerk van alle verschijnselen is ontstaan en vergaan. Van moment-tot-moment-tot moment. Alleen zien we het niet. Willen we het niet zien. Kunnen we het niet zien. Durven we het niet zien.
Daarom is anapanasati—de aandacht op de ademhaling —als meditatietechniek zo immens belangrijk. Het is een techniek waar we steeds op kunnen terugvallen. Ons kunnen op terugplooien. Ons basecamp.
Inademing. Uitademing. Ontstaan. Vergaan, Geen enkele adem gelijk aan de vorige, noch aan de volgende. Onze ademhaling als het miniatuurmodel voor het hele bestaan. Het hele bestaan dat verzadigd is van ontstaan en vergaan. Van vergankelijkheid. Van anicca.
Dit geldt ook voor elke meditatie die we doen, voor elke meditatietechniek die we toepassen. Daarom moet elke meditatie een ontdekking zijn. Steeds iets nieuws. Geen gewoontepatroon. Geen kopij van de voorgaande. Maar afhankelijk van de zijnsstaat van de beoefenaar en van de omstandigheden van het moment.
Alles wat zich aan ons manifesteert is een momentopname van het NU. Van energie in transformatie. Transformatie als de natuurlijke staat van alle dingen. Het Proces. Het Pad. Dhamma.