BEVRIJDING EN UITDOVING

Wanneer we de woorden vimutti (Skt. vimukti) en nibbāna (Skt. nirvāṇa) in de teksten ontmoeten, lijkt het alsof ze hetzelfde aanduiden. Toch schuilt er een subtiel, maar wezenlijk onderscheid in deze begrippen. Het ene verwijst naar de ervaring, het andere naar de werkelijkheid waar die ervaring in wortelt.

Vimutti is de bevrijding van het hart en de geest, het loslaten van wat ons bindt. Het is de toestand waarin onwetendheid, verlangen en afkeer niet langer de loop van ons bestaan bepalen. In deze bevrijding wordt het bewustzijn niet meer gevangen door de klemmen van gehechtheid of afkeer. Wat altijd in ons aanwezig was—een stille ruimte van niet-gebondenheid—wordt herkend en doorleefd.

Nibbāna daarentegen is het uitdoven zelf: het uitdoven van het vuur van dorst (taṇhā; tṛṣṇā), het uitdoven van de brandstof die het proces van saṃsāra gaande houdt. Het is geen plaats, geen toestand die ontstaat, maar een aanduiding voor het ophouden van wat door onwetendheid in gang gehouden wordt. In de Pāli-canon wordt het vaak omschreven in beeldspraak: als een vlam die dooft omdat er geen olie meer is, als een zee die kalm geworden is wanneer de storm gaat liggen.

Zo wordt nibbāna gezien als de bovenwereldse, transcendente werkelijkheid (lokuttara; lokottara), het onvoorwaardelijke dat niet ontstaan is en niet vergaat. 

Vimutti daarentegen wijst op de menselijke ervaring van bevrijd zijn, het open veld dat zich ontvouwt wanneer de illusies hun greep verliezen. 

In zekere zin kunnen we zeggen dat nibbāna het grondeloze is, terwijl vimutti de aanraking ervan is in het leven van een mens.

Het onderscheid blijft fragiel. Soms vloeien beide woorden in de teksten in elkaar over, alsof ze verschillende facetten van één en hetzelfde onuitsprekelijke aanduiden. 

Het kan helpen om ze niet te zien als begrippen die naast elkaar staan, maar als twee manieren om te wijzen: de ene naar het uitdoven, de andere naar de bevrijding die daaruit voortvloeit.

Wanneer de dorst gedoofd is, ontstaat er bevrijding. Wanneer bevrijding doorleefd aangevoeld wordt, is dat niets anders dan de aanraking van het uitdoven. Zoals vaak het geval is, blijft ook hier de taal zoekend, maar het hart dat bevrijding kent, behoeft geen woorden meer om de stilte van nibbāna te verstaan.

Dit bericht is geplaatst in Uncategorized. Bookmark de permalink.