DE BOEDDHA OVER ‘WERKELIJKHEID

Voor de Boeddha bestaat er maar één werkelijkheid. Maar die werkelijkheid bezit wel twee aspecten—wereldlijk (lokiya; laukika) en bovenwereldlijk (lokuttara; laukottara).

Aan de ene kant is er de lokiya werkelijkheid: de wereld zoals ze verschijnt aan het gewone bewustzijn, vol beweging, dualiteit, ontstaan en vergaan. Hierin leven de meeste wezens, gevangen in de stroom van saṃsāra,voortgedreven door begeerte (taṇhā; tṛṣṇā), afkeer (paṭigha; pratigha) en onwetendheid (avijjā; avidyā). Alles wat in dit domein verschijnt, is vergankelijk (anicca; anitya), onbevredigend (dukkha; duḥkha) en zonder blijvend zelf (anattā; anātman).

Toch is deze wereld geen illusie. Ze bestaat werkelijk, maar niet in ultieme zin. Ze is voorwaardelijk ontstaan, afhankelijk, voortdurend in verandering. Wat verandert is niet vals, maar niet vast. Wat vergaat, bedriegt niet, maar onthult zijn ware aard: leegte (suññatā; śūnyatā).

Wanneer het hart tot rust komt, wanneer de waarneming helder en ongekleurd wordt, wanneer inzicht oplicht terwijl de versluieringen verdwijnen, ontvouwt zich een ander aspect van diezelfde werkelijkheid: het lokuttara domein. 

Dit betekent niet dat er een andere wereld verschijnt, maar dat de wereld zoals ze is doorzichtig wordt. Zonder illusie. Zonder gehechtheid. Zonder zelfprojectie.

Lokuttara betekent letterlijk: ‘voorbij de wereld’. Het verwijst naar het bovenwereldlijke of transcendente, niet als een metafysisch rijk, maar als een staat van bewustzijn die niet langer onderhevig is aan gehechtheid, begeerte of onwetendheid. Het is de sfeer van de vier bovenwereldlijke realisaties: de stroombetreder (sotāpanna; śrotāpanna), eenmaal-terugkeerder (sakadāgāmī; sakṛdāgāmin), niet-terugkeerder (anāgāmī; anāgāmin) en arahant (arhat).

In deze bovenwereldlijke dimensie is de werkelijkheid niet anders, maar ze wordt helder en doorzichtig gezien: vrij van projectie, vrij van grijpen en hechting (upādāna; id.), vrij van ‘worden’ (bhava; id.).

Dit inzicht is niet spectaculair, niet mystiek, niet anders — integendeel: het is juist eenvoudig, stil, doorzichtig. Het toont de verschijnselen zoals ze werkelijk zijn (yathā-bhūta; id.)

Lokiya en lokuttara zijn dus geen gescheiden werkelijkheden, geen tegengestelden. Het zijn twee aspecten waarop dezelfde werkelijkheid verschijnt, afhankelijk van de zuiverheid van het bewustzijn. 

Wat voor de ‘wereldling’ (puthujjana; pṛthagjana) als werkelijkheid verschijnt, wordt door de arahant doorzien als een ‘lege’ (suññā; śūnyā) verschijning. Niet een ander ‘beeld’, maar een ander ‘zien’.

Daarom spreekt de Boeddha van ontwaken: niet als ontsnapping uit de wereld, maar als het einde van misvatting (micchā diṭṭhī; mithyā dṛṣṭi). De wereld blijft bestaan, maar verschijnt nu zoals ze werkelijk is, in haar ware gedaante: vrij van verlangen, vrij van verbeelding—helder, onthecht, onbezwaard. Zonder ik. Zonder centrum. Zonder houvast.

En dat, leert de Boeddha, is nibbāna (nirvāṇa): het ongeborene, het ongewordene, het niet-gemaakte. Niet ergens ver weg, maar hier. Niet later, maar nu. Niet iets anders, maar zoals het werkelijk is. Yathā-bhūta.

Dit bericht is geplaatst in Uncategorized. Bookmark de permalink.