DE POORTLOZE POORT (2)

De Boeddha wees talloze wegen aan die naar bevrijding leiden (vimutti; vimukti). Vormen verschillen, temperamenten ook, maar het inzicht (paññā; prajñā) is één. Eén Dhamma. Eén bevrijdend zien.

Wees je bewust van de veelheid aan Poortloze Poorten die de Boeddha opent voor wie bereid is te luisteren, werkelijk te luisteren—niet met het verstand, maar met het hart dat tot stilte is gekomen. Niet gebonden aan vormen, niet gehecht aan systemen, en wars van alle institutionele claims, blijft de Dhamma een levend onderricht voor wie zich opent.

De uitdrukking ‘Poortloze Poort’ verwijst oorspronkelijk naar de Mumonkan (Japans voor ‘Poortloze Poort’)—een verzameling van achtenveertig kōans binnen de Rinzai-traditie van het Zenboeddhisme (13e eeuw). In deze traditie geldt elke kōan als een uitdaging: een poort die men niet kan forceren, maar die zich onverwacht opent—wanneer men bereid is om alles los te laten, inclusief het zoeken zelf.

Wat bedoelt men met zo’n Poortloze Poort? 

Het is niet iets dat men betreedt door inspanning of verdienste. Het is een radicale wending in de geest: een ogenblik van directe helderheid waarin het volledige bouwwerk van aannames, verwachtingen en zelfbeelden instort. Soms door een woord, een ervaring, een blik, of het diepe besef dat alles wat we dachten te zijn slechts voorwaardelijk ontstaan is (paṭicca-samuppāda; pratītya-samutpāda)—en niets meer.

Zoals Eihei Dōgen het uitdrukt in zijn Shōbōgenzō:

❛De Grote Weg (mahāmagga; mahāmārga) volledig beoefenen is bevrijding en verwerkelijking.❜

En verder:

❛ Bevrijding betekent bevrijding van leven (jīvitindriya) en dood (maraṇa), én het doordringen in leven en dood. Het is leven en dood loslaten én tegelijk volledig omarmen. Beide zijn de Grote Weg. Verwerkelijking (sacchikaraṇa; sākṣātkāra) is leven; leven is verwerkelijking.❜

En nog:

❛ De Grote Weg kent geen poort. Er zijn duizend wegen. Wie deze poortloze poort doorkruist, wandelt in vrijheid door het heelal.❜

Hoewel deze taal sterk poëtisch is, raakt ze aan iets wat ook in de Pāli-sutta’s terugkeert. De Boeddha spreekt geregeld over het Ongeborene (ajāta), het Doodloze (amata; amṛta), het Ongewordene (asaṅkhata; asaṃskṛta). Hij nodigt ons uit om te ontwaken tot wat niet onderhevig is aan ontstaan en vergaan, tot wat vrij is van alle voorwaarden. Zo in de Udāna 8.3:

❛ Monniken, er is dat wat ongeboren, ongeschapen, ongemanifesteerd en ongeconditioneerd is. Als dat er niet was, zou er geen uitweg zijn uit het geboren-zijn, het geschapene, het gemanifesteerde, het geconditioneerde.❜

Wat al deze teksten, in hun veelheid en vormvariatie, helder maken is dit: de Dhamma laat zich niet vatten in woorden. Ze wijst voorbij woorden. Wie het tracht te beschrijven, struikelt over begrippen. Want het inzicht dat bevrijdt is niet conceptueel. Het is onmiddellijk, direct, stil.

De ware aard van de Dhamma is niet te denken, maar enkel te proeven. In het Pāli noemt men dit ‘anubhavituṃ’—ervaren. Ze laat zich enkel smaken door wie werkelijk stil geworden is. Door wie niets zoekt, niets vastgrijpt.

Dhamma wijst steeds naar hetzelfde: het Ongeborene (ajāta), het Doodloze (amata; amṛta), het Ongeconditioneerde (asaṅkhata; asaṃskṛta). Niet als iets buiten ons, maar als de ware aard van bewustzijn (viññāṇa; vijñāna), bevrijd van gehechtheid (upādāna; id.). 

En zo blijkt dat de Poortloze Poort nooit elders stond. Er was geen poort om door te gaan, geen drempel om te overschrijden. Wat we zochten, was altijd al hier—onzichtbaar omdat we keken door de ogen van een zoeker.

Wanneer zoeker en wat gezocht werd samenvallen, blijft er alleen de open ruimte. Stil. Onbegrensd.

En dat, Beste Vrienden, is de Poortloze Poort.

Dit bericht is geplaatst in Uncategorized. Bookmark de permalink.