
De stroom die alles draagt…
Wanneer we loslaten wie we menen te zijn—alle voorstellingen, beelden en illusies—opent zich de stroom van levenskracht die het gehele universum doordringt.
Die stroom was er altijd al, maar zolang we vasthouden aan de vele gezichten van het zelf, lijkt ze verborgen. We menen een vaste identiteit te zijn: een verzameling gedachten, herinneringen, verlangens en overtuigingen. Maar telkens opnieuw blijkt dat deze constructies niet standhouden. Ze lossen op in de stilte van het inzicht.
Het loslaten van die beelden is geen daad van vernietiging, maar een zachte onthulling. Alsof een mist optrekt en zichtbaar maakt wat er altijd al was: een levend veld dat alles draagt. Dit veld is geen bezit en kent geen grenzen. Het is dezelfde stroom die een boom laat groeien, een rivier laat stromen en een ster doet schitteren.
Wanneer het houvast van het ik verzacht, stroomt er een kracht die niet van ons is, en toch ons hele bestaan doordringt. Hier is geen scheiding meer tussen binnen en buiten, geen noodzaak om iets vast te grijpen. Het leven zelf ademt in en uit, en wij zijn slechts een golf in dat oneindige ritme.
Zo toont zich een diepe eenvoud. Geen strijd om te worden wie we denken dat we zijn, maar het ontvouwen van wat er altijd al aanwezig was. In dit openvallen ligt de vrijheid. Vrijheid niet als concept of ideaal, maar als het stille besef dat niets ontbreekt.
Daar, in die ruimte zonder begrenzing, ontmoeten we het wezen van de Dhamma: het inzicht dat alles vergankelijk is, dat niets een blijvend zelf bezit, en dat het loslaten van gehechtheid de weg opent naar vrede. Niet als geloof, maar als direct zien.
Het is precies hier dat de woorden van de Boeddha een weerklank vinden. Niet als dogma, niet als structuur, maar als een spiegel die ons herinnert aan wat nooit verloren gaat: de stroom die alles draagt.
